Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1267/1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2005
- Bronpublicatie:
21-11-2005, PbEU 2005, L 344 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: 2112/2005)
- Inwerkingtreding
28-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-11-2005, PbEU 2005, L 344 (uitgifte: 01-01-2005, regelingnummer: 2112/2005)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (4),
- (1)
Overwegende dat de conclusies van de Europese Raad van 12 en 13 december 1997 in Luxemburg in een versterkte pretoetredingsstrategie voorzien voor de kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa en in een specifieke pretoetredingsstrategie voor Cyprus;
- (2)
Overwegende dat volgens de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg van 12 en 13 december 1997 de bijstand waarin deze verordening voorziet vooralsnog enkel wordt toegekend aan de tien kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa;
- (3)
Overwegende dat Verordening (EG) nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding (5) bepaalt dat deze partnerschappen in een enkel kader voorzien, dat de prioritaire zones omvat alsmede alle beschikbare middelen voor hulp in de aan de toetreding voorafgaande periode;
- (4)
Overwegende dat de pretoetredingsstrategie in de instelling voorziet van een pretoetredingsinstrument voor het structuurbeleid (hierna ‘ISPA’ genoemd), dat erop gericht is de kandidaat-lidstaten aan de gemeenschappelijke infrastructuurnormen aan te passen en een financiële bijdrage verstrekt voor maatregelen op het gebied van het milieu en de vervoersinfrastructuur;
- (5)
Overwegende dat de communautaire bijstand uit het ISPA, de bijstand door de Gemeenschap op grond van Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van de Republiek Hongarije en de Volksrepubliek Polen (6), de bijstand door de Gemeenschap op grond van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode (7), moeten worden gecoördineerd binnen het raam van Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 (8), en afhankelijk moeten worden gesteld van de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 622/98 en van de afzonderlijke besluiten inzake partnerschappen voor de toetreding;
- (6)
Overwegende dat naar een billijk evenwicht moet worden gestreefd tussen de financiering van maatregelen inzake vervoersinfrastructuur en die van milieumaatregelen, rekening houdend met de specifieke situaties in de begunstigde landen;
- (7)
Overwegende dat de bijstandsverlening door de Gemeenschap in het kader van het ISPA de uitvoering van het ‘acquis communautaire’ op milieugebied in de kandidaat-lidstaten moet vergemakkelijken en tot duurzame ontwikkeling in deze landen moet bijdragen;
- (8)
Overwegende dat Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (9) de criteria bevat voor projecten van gemeenschappelijk belang, die gebruikt zouden moeten worden voor de selectie van de maatregelen die op grond van deze verordening in aanmerking komen;
- (9)
Overwegende dat de door de Raad op gang gebrachte beoordeling van de behoeften inzake de vervoersinfrastructuur (TINA) de selectie van prioritaire maatregelen voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet tijdens de pretoetredingsperiode zou moeten vergemakkelijken;
- (10)
Overwegende dat met het oog op een vlottere voorbereiding van de maatregelen moet worden bepaald dat de Commissie een indicatieve verdeling over de kandidaat-lidstaten van het totaal aan uit het ISPA beschikbare communautaire middelen voor vastleggingen vaststelt;
- (11)
Overwegende dat in punt 17 van de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg van 12 en 13 december 1997 is bepaald dat de verdeling van de financiële steun aan de landen die bij het uitbreidingsproces betrokken zijn, gebaseerd zal worden op het beginsel van gelijke behandeling, ongeacht het tijdstip van toetreding, waarbij bijzondere aandacht zal uitgaan naar de landen met de grootste noden;
- (12)
Overwegende dat de door de Gemeenschap uit het ISPA verleende bijstand zo moet worden bepaald dat de hefboomwerking van de toegekende middelen versterkt wordt, de cofinanciering en de aanwending van middelen uit particuliere financieringsbronnen bevorderd worden en rekening gehouden wordt met mogelijke aanzienlijke netto-inkomsten die de maatregelen kunnen genereren;
- (13)
Overwegende dat bij de verlening van de bijstand van de Gemeenschap een zo groot mogelijke doorzichtigheid moet worden gegarandeerd en de besteding van de middelen streng moet worden gecontroleerd;
- (14)
Overwegende dat met het oog op een deugdelijk beheer van de uit het ISPA verleende bijstand van de Gemeenschap, doeltreffende methoden voor de beoordeling, het toezicht, de evaluatie en de controle moeten worden vastgesteld, waarbij de aard en de wijze van toepassing van het toezicht alsmede de beginselen inzake de evaluatie, nader worden omschreven en wordt voorzien in maatregelen bij onregelmatigheden of niet-nakoming van de bij de verlening van de bijstand uit het ISPA gestelde voorwaarden;
- (15)
Overwegende dat in de overgangsperiode (van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001) elke verwijzing naar de euro in de regel ook moet worden beschouwd als een verwijzing naar de euro als munteenheid zoals bedoeld in artikel 2, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (10);
- (16)
Overwegende dat de Commissie voor de uitvoering van deze verordening moet worden bijgestaan door een Beheerscomité;
- (17)
Overwegende dat door de uitvoering van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen wordt bijgedragen tot het bereiken van de doelstellingen van de Gemeenschap; dat het Verdrag voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden voorziet dan die welke zijn vastgesteld bij artikel 308,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 164 van 29.5.1998, blz. 4.
Advies uitgebracht op 6 mei 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
PB C 407 van 28.12.1998.
PB C 373 van 2.12.1998.
PB L 85 van 20.3.1998, blz.1.
PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 753/96 (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).
Zie bladzijde 87 van dit Publicatieblad.
Zie bladzijde 68 van dit Publicatieblad.
PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.
PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.