Einde inhoudsopgave
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 29-12-2001. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2001
- Bronpublicatie:
20-12-2001, Stb. 2001, 704 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken: 27827)
- Inwerkingtreding
29-12-2001, terugwerkend tot: 01-01-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2001, Stb. 2001, 704 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken: 27827)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Staatsrecht / Wetgeving
1.
De schadeloosstelling wordt verminderd met de helft van het bedrag waarmee de neveninkomsten van het kamerlid per jaar een bedrag gelijk aan 14% van de schadeloosstelling te boven gaan, met dien verstande dat deze vermindering ten hoogste 35% van de schadeloosstelling bedraagt. Indien het kamerlid een gedeelte van het kalenderjaar lid van de Kamer is, gelden de bedragen naar evenredigheid.
2.
Onder neveninkomsten wordt verstaan het gezamenlijke bedrag dat het kamerlid wegens het verrichten van nevenactiviteiten tijdens het lidmaatschap geniet als:
- a.
winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- b.
belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid en
- c.
belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3.
De neveninkomsten worden bepaald overeenkomstig de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 en worden verrekend in het jaar waarin deze zijn genoten in de zin van die wet, met dien verstande dat geen verrekening meer plaats heeft, indien de neveninkomsten worden genoten na 31 december van het jaar waarin het lidmaatschap wordt beëindigd.