Einde inhoudsopgave
Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 9.04 Kleine schepen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
14-10-2015, Stb. 2015, 395 (uitgifte: 04-11-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2015, Stb. 2015, 524 (uitgifte: 21-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Op de in bijlage 15, onder a, vermelde vaarwegen mag een klein schip slechts varen indien het is voorzien van een motor die voor onmiddellijk gebruik gereed is, en waarmee een snelheid van ten minste 6 kilometer per uur ten opzichte van het water kan worden gehandhaafd.
2.
Op de in het eerste lid bedoelde vaarwegen, met uitzondering van de Waal, de Boven-Rijn, de Geldersche IJssel, de Neder-Rijn en het Pannerdensch Kanaal, moet een klein schip zo veel mogelijk aan de stuurboordszijde van het vaarwater varen.
3.
Op de in het eerste lid bedoelde vaarwegen is het niet toegestaan het vaarwater op te kruisen.
4.
Het in het eerste lid genoemde verbod, is op de daar bedoelde vaarwegen, met uitzondering van de vaarweg ten westen van de sluizen te IJmuiden, niet van toepassing op schepen die bestemd zijn om door spierkracht te worden voortbewogen en ook daadwerkelijk als zodanig worden gebruikt.
5.
Op de vaarweg ten westen van de sluizen te IJmuiden kan de bevoegde autoriteit aan in het vierde lid bedoelde schepen ontheffing verlenen van de in het eerste lid vermelde vereisten. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
6.
Op de in bijlage 15, onder b, genoemde vaarwegen moeten een varend en een geankerd klein schip bij slecht zicht een goed functionerende radarreflector voeren.