Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:66a [Geen vergunningplicht]
Geldend
Geldend vanaf 06-09-2024
- Bronpublicatie:
17-07-2024, Stb. 2024, 241 (uitgifte: 30-08-2024, kamerstukken: 36442)
- Inwerkingtreding
06-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-08-2024, Stb. 2024, 246 (uitgifte: 05-09-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Artikel 2:65 is niet van toepassing op een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling:
- a.
die rechtstreeks of door middel van een onderneming waarmee hij is verbonden door een gezamenlijke bedrijfsvoering, een gezamenlijke zeggenschapsuitoefening of een gekwalificeerde deelneming, portefeuilles van beleggingsinstellingen beheert waarvan het totaal aan beheerde activa:
- 1°
niet groter is dan € 100 000 000; of
- 2°
niet groter is dan € 500 000 000 indien de beleggingsinstellingen geen gebruik maken van hefboomfinanciering en geen recht tot inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de verschillende beleggingsinstellingen kan worden uitgeoefend gedurende een periode van vijf jaar vanaf het tijdstip waarop de rechten in de verschillende beleggingsinstellingen voor het eerst zijn verworven; en
- b.
indien rechten van deelneming in de door hem beheerde beleggingsinstelling:
- 1°
worden aangeboden aan minder dan honderdvijftig personen;
- 2°
voor zover die rechten slechts kunnen worden verworven tegen een tegenwaarde van ten minste € 100 000 per deelnemer; of
- 3°
voor zover die rechten een nominale waarde per recht hebben van ten minste € 100 000.
2.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing indien rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan professionele beleggers.
3.
De Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling op wie het eerste of tweede lid van toepassing is:
- a.
meldt dat aan de Autoriteit Financiële Markten onder gelijktijdige verstrekking van gegevens die nodig zijn om hemzelf en de door hem beheerde beleggingsinstellingen te identificeren alsmede van gegevens over de beleggingsstrategieën van de beleggingsinstellingen; en
- b.
verstrekt periodiek aan de Autoriteit Financiële Markten informatie met betrekking tot de voornaamste financiële instrumenten waarin hij handelt en de voornaamste risicoposities en de belangrijkste concentraties van de door hem beheerde beleggingsinstellingen.
4.
De Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling die niet meer voldoet aan het bepaalde ingevolge het eerste lid, onderdeel a, stelt de Autoriteit Financiële Markten daarvan onverwijld op de hoogte en vraagt binnen 30 dagen een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 aan. Artikel 2:65 is niet van toepassing op de beheerder die heeft voldaan aan de eerste volzin tot de dag waarop het besluit op de vergunningaanvraag is genomen.
5.
Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op de Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling die voldoet aan het eerste lid, onderdeel a, en die op vrijwillige basis een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 heeft verkregen.
6.
Bij een aanbod van rechten van deelneming in een door een beheerder als bedoeld in het eerste lid beheerde beleggingsinstelling en in reclame-uitingen en documenten waarin een dergelijk aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt, indien een aanbieding niet uitsluitend aan professionele beleggers wordt gedaan, vermeld dat de beheerder niet vergunningplichtig is ingevolge deze wet en dat op hem geen toezicht wordt uitgeoefend op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen en het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen. De Autoriteit Financiële Markten stelt de wijze vast waarop de vermelding wordt gedaan. De eerste volzin is niet van toepassing op de beheerder die op vrijwillige basis een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 heeft verkregen.
7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het zesde lid.
8.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op buitenlandse beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een andere lidstaat indien de rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan professionele beleggers.