Einde inhoudsopgave
Wet militaire strafrechtspraak
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2020, 1 (uitgifte: 13-01-2020, kamerstukken: 35206)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2020, Stb. 2020, 89 (uitgifte: 17-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
De militaire leden, bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie worden op voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie bij koninklijk besluit benoemd.
2.
Tot militair lid wordt slechts benoemd een militair die voldoet aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten, die ten minste de rang van kapitein ter zee of kolonel bekleedt en die niet behoort tot de Koninklijke marechaussee.
3.
Aan militairen met de rang van kapitein ter zee of kolonel wordt als militair lid de titulaire rang van commandeur, brigade-generaal of commodore toegekend.
4.
Artikel 6, derde, vierde, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.