Einde inhoudsopgave
Besluit financiering rechtspraak 2005
Artikel 36
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2005. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-02-2004
- Bronpublicatie:
28-01-2005, Stb. 2005, 55 (uitgifte: 10-02-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-02-2005, terugwerkend tot: 01-02-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-01-2005, Stb. 2005, 55 (uitgifte: 10-02-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
Juridische beroepen / Bijzondere onderwerpen
1.
Het gerecht heeft een eigen vermogen bestaande uit een exploitatiereserve, een verplichte reserve en het onverdeeld resultaat.
2.
De exploitatiereserve is bestemd om risico's in de bedrijfsvoering van het gerecht op te vangen.
3.
Het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat van het gerecht bedraagt ten hoogste 5% van de gemiddelde jaarlijkse baten, berekend over de laatste drie jaar.
4.
Het eigen vermogen van het gerecht is minimaal nul.
5.
De Raad kan met inachtneming van het bepaalde in het derde lid om niet een toevoeging doen aan de exploitatiereserve van het gerecht ten einde het eigen vermogen van het gerecht te versterken.
6.
Het is het gerecht niet toegestaan bijdragen in de vorm van een lening te aanvaarden van anderen dan Onze Minister van Financiën. Aanvragen worden ingediend via de Raad. Bijdragen van anderen leiden altijd tot een toevoeging aan de exploitatiereserve van het gerecht.
7.
Een positief exploitatieresultaat van het gerecht komt tot de in het derde lid bedoelde grens ten goede aan de exploitatiereserve. Het meerdere wordt toegevoegd aan het vermogen van de Raad.
8.
Een negatief exploitatieresultaat van het gerecht komt ten laste van het exploitatiereserve. In het uitzonderlijke geval dat dit leidt tot een negatief vermogen wordt dit aangezuiverd door de Raad en vindt overleg plaats over te nemen maatregelen als bedoeld in artikel 38.
9.
Voor het tegen een financiële vergoeding verrichten van activiteiten die niet in een wettelijke regeling aan het gerecht zijn opgedragen voor anderen dan de rechtspraak zelf of Onze Minister, behoeft het bestuur van het gerecht de instemming van de Raad.