KG:040:2022:1 Niet-aftrekbare rentelasten en de tweede limiet
Tekst
Geldend
Geldend vanaf 12-12-2022
- Bronpublicatie:
21-04-2022, Internet 2022, kennisgroepen.belastingdienst.nl (uitgifte: 12-12-2022, regelingnummer: KG:040:2022:1)
- Inwerkingtreding
12-12-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-2022, Internet 2022, kennisgroepen.belastingdienst.nl (uitgifte: 12-12-2022, regelingnummer: KG:040:2022:1)
- Overige regelgevende instantie(s)
KG Internationaal Belastingrecht Vennootschapsbelasting
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Aanleiding
Een in Nederland gevestigde vennootschap ontvangt inkomsten uit Duitsland waarop Duitse bronbelasting is ingehouden. Met die inkomsten houden rentelasten verband die op grond van artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) niet aftrekbaar zijn.
Vraag
Moet bij de bepaling van de tweede limiet voor de verrekening van de Duitse bronbelasting rekening worden gehouden met rentelasten die op grond van artikel 10a Wet Vpb in aftrek zijn beperkt?
Antwoord
Rentelasten die niet in aftrek zijn toegestaan op grond van artikel 10a Wet Vpb, en als gevolg daarvan niet ten laste van de winst komen, hoeven niet in aanmerking genomen te worden bij het bepalen van de tweede limiet. Niet-aftrekbare rentelasten beperken de verrekeningsruimte niet.
Beschouwing
Uitgangspunt bij de bepaling van de tweede limiet is, dat geen hoger bedrag aan voorkoming van dubbele belasting wordt verleend dan het bedrag van de Nederlandse vennootschapsbelasting dat over de netto buitenlandse inkomsten is verschuldigd. De buitenlandse inkomsten worden daartoe verminderd met alle met die inkomsten verband houdende kosten.
In het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting Nederland-Duitsland wordt in artikel 22, lid 2, onder c, tweede volzin, voor de berekening van de tweede limiet expliciet verwezen naar de Nederlandse nationale wetgeving. Artikel 36 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: Bvdb) geeft regels voor de verrekening van buitenlandse bronbelasting. Lid 4 van artikel 36 Bvdb bepaalt dat rekening moet worden gehouden met de kosten die verband houden met de betreffende buitenlandse inkomsten.
Echter ook wanneer een verdrag de verrekening van bronbelasting autonoom regelt en niet verwijst naar het Bvdb, dient rekening te worden gehouden met kosten. Dit beginsel wordt benoemd in de paragrafen 40 en 63 van het OESO-commentaar op de artikelen 23A en 23B van het OESO-Modelverdrag. Echter kosten die niet aftrekbaar zijn, verminderen de te betalen vennootschapsbelasting niet en beperken dan evenmin de verrekeningsruimte.