Einde inhoudsopgave
Besluit doorschuifregeling met toepassing van de artikelen 3.62 of 3.63 van de Wet inkomstenbelasting 2001
4.2 Voortzetting verhuurde onderneming door huurder na overlijden verhuurder
Geldend
Geldend vanaf 31-05-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 14-05-2018
- Bronpublicatie:
14-05-2018, Stcrt. 2018, 29948 (uitgifte: 30-05-2018, regelingnummer: 2018-64996)
- Inwerkingtreding
31-05-2018, terugwerkend tot: 14-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2018, Stcrt. 2018, 29948 (uitgifte: 30-05-2018, regelingnummer: 2018-64996)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Winst
Van voortzetting van een onderneming als bedoeld in artikel 3.62, eerste lid, Wet IB 2001 kan niet worden gesproken bij de verkrijging krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht van een verhuurde onderneming. Uit een verhuurde onderneming kan slechts belastbare winst uit onderneming worden genoten indien de onderneming voorafgaande aan de verhuur voor rekening en risico van de verhuurder is gedreven. De omstandigheid dat de overleden belastingplichtige kwalificeert als ondernemer op grond van het in de vorige volzin beschreven voortgezette ondernemerschap, doet de verkrijger voor de verkregen verhuurde onderneming niet als ondernemer in de zin van artikel 3.4 Wet IB 2001 kwalificeren.
Van voortzetten is sprake als de voortzetters subjectief ondernemer worden met betrekking tot de verkregen objectieve onderneming. De huurder van een onderneming kan de onderneming van de overleden verhuurder echter niet rechtstreeks voortzetten, aangezien de voortzetter de onderneming niet aan zichzelf kan verhuren. In het algemeen zullen in een dergelijke situatie de van de overleden verhuurder van de onderneming verkregen vermogensbestanddelen bij de huurder wel kunnen gaan behoren tot het ondernemingsvermogen van zijn (voorheen gehuurde) subjectieve onderneming, hetzij als verplicht ondernemingsvermogen of als keuzevermogen.
Het uitsluiten van de toepassing van artikel 3.62 Wet IB 2001 acht ik, in de situatie waarin de huurder de gehele onderneming van de overleden verhuurder voortzet, gelet op doel en strekking van de regeling niet wenselijk.
Goedkeuring
Ik keur daarom onder voorwaarden goed dat de regeling van artikel 3.62 Wet IB 2001 op verzoek eveneens wordt toegepast in de hiervoor beschreven situatie van overgang krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht van de gehele verhuurde onderneming aan de huurder van de betreffende onderneming.
Voorwaarden
Aan deze goedkeuring verbind ik de volgende voorwaarden:
- −
de verkrijger verklaart schriftelijk zich niet te beroepen op een onjuiste toepassing van artikel 3.62 Wet IB 2001 ten gevolge van de goedkeuring;
- −
de verkrijger rekent de vermogensbestanddelen die zijn verkregen tot zijn ondernemingsvermogen.