Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 494 [Afgifte van veldvruchten en beplantingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1992
- Bronpublicatie:
07-05-1986, Stb. 1986, 295 jo Stb. 1991, 602 (uitgifte: 01-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
07-05-1986, Stb. 1986, 295 jo Stb. 1991, 602 (uitgifte: 01-01-1986, kamerstukken: 16593 )
- Inwerkingtreding
01-01-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1990, Stb. 1990, 90 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
1.
Betreft het recht op afgifte te velde staande vruchten en beplantingen van een onroerende zaak, dan kan uit dien hoofde beslag worden gelegd op de zaak of het zakelijk recht van degene jegens wie dit recht bestaat, zulks overeenkomstig de bepalingen betreffende beslag op onroerende zaken, maar met vermelding in het proces-verbaal dat het beslag slechts ten aanzien van die vruchten of beplantingen zijn werking heeft.
2.
Het beslag komt op de vruchten of beplantingen te rusten, zodra deze zijn afgescheiden. Zodra alle vruchten of beplantingen waarop het beslag betrekking heeft zijn afgescheiden, vervalt het beslag op de zaak of het zakelijk recht.
3.
Artikel 451 is, mede ter zake van de inoogsting, van overeenkomstige toepassing.