Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/65/EU betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
Artikel 4 Preventie
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2017
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via rectificaties (PbEU 2019, L 39 en PbEU 2021, L 373).
- Bronpublicatie:
15-11-2017, PbEU 2017, L 305 (uitgifte: 21-11-2017, regelingnummer: 2017/2102)
- Inwerkingtreding
11-12-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-11-2017, PbEU 2017, L 305 (uitgifte: 21-11-2017, regelingnummer: 2017/2102)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat EEA die in de handel wordt gebracht, met inbegrip van kabels en reserveonderdelen voor de reparatie, het hergebruik, het aanpassen van functionele aspecten of het verbeteren van de capaciteit van deze apparatuur, geen van de in bijlage II genoemde stoffen bevat.
2.
Met het oog op deze richtlijn wordt in homogene materialen niet meer dan de in bijlage II genoemde maximale concentratiewaarde in gewichtsprocent getolereerd. De Commissie stelt door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 20 en onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 21 en 22, gedetailleerde regels voor de naleving van deze maximale concentratiewaarden vast, onder meer rekening houdende met de coating.
3.
Lid 1 is van toepassing op medische hulpmiddelen en meet- en regelapparatuur die vanaf 22 juli 2014 in de handel worden gebracht, op medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek die vanaf 22 juli 2016 in de handel worden gebracht, op industriële meet- en regelapparatuur die vanaf 22 juli 2017 in de handel wordt gebracht en op alle andere EEA die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/95/EG viel en vanaf 22 juli 2019 in de handel wordt gebracht.
4.
Lid 1 is niet van toepassing op kabels of reserveonderdelen voor de reparatie, het hergebruik, het aanpassen van de functionele aspecten of het verbeteren van de capaciteit van:
- a)
vóór 1 juli 2006 in de handel gebrachte EEA;
- b)
vóór 22 juli 2014 in de handel gebrachte medische hulpmiddelen;
- c)
vóór 22 juli 2016 in de handel gebrachte medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek;
- d)
vóór 22 juli 2014 in de handel gebrachte meet- en regelapparatuur;
- e)
vóór 22 juli 2017 in de handel gebrachte industriële meet- en regelapparatuur;
- e bis)
alle andere EEA die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/95/EG viel en vóór 22 juli 2019 in de handel is gebracht;
- f)
EEA die voordeel gehad heeft van een verleende vrijstelling en die voor het verstrijken van die uitzondering in de handel is gebracht, voor zover het die specifieke vrijstelling betreft.
5.
Mits het hergebruik plaatsvindt in controleerbare, gesloten business-to-business inruilsystemen en de consument in kennis wordt gesteld van het hergebruik van reserveonderdelen, is lid 1 niet van toepassing op hergebruikte reserveonderdelen die:
- a)
worden herwonnen uit EEA die vóór 1 juli 2006 in de handel is gebracht en worden gebruikt in EEA die vóór 1 juli 2016 in de handel is gebracht;
- b)
worden herwonnen uit medische hulpmiddelen of meet- en regelapparatuur die vóór 22 juli 2014 in de handel zijn gebracht en worden gebruikt in EEA die vóór 22 juli 2024 in de handel is gebracht;
- c)
worden herwonnen uit medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek die vóór 22 juli 2016 in de handel zijn gebracht en worden gebruikt in EEA die vóór 22 juli 2026 in de handel is gebracht;
- d)
worden herwonnen uit industriële meet- en regelapparatuur die vóór 22 juli 2017 in de handel is gebracht en worden gebruikt in EEA die vóór 22 juli 2027 in de handel is gebracht;
- e)
worden herwonnen uit alle overige EEA die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/95/EG viel en die vóór 22 juli 2019 in de handel is gebracht en worden gebruikt in EEA die vóór 22 juli 2029 in de handel is gebracht.
6.
Lid 1 geldt niet voor de in de bijlagen III en IV genoemde toepassingen.