Einde inhoudsopgave
Wet telecommunicatievoorzieningen BES
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
14-09-2010, Stb. 2010, 441 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 07-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
1.
De houder van de concessie is voor schade als gevolg van het niet of niet goed functioneren van de telecommunicatie-infrastructuur en van tekortkomingen bij de uitvoering van de krachtens artikel 3, eerste lid, aan hem opgedragen diensten en van de zorg voor vaste verbindingen slechts aansprakelijk indien het schade betreft als gevolg van:
- a.
dood of lichamelijk letsel;
- b.
een handelen in strijd met de artikelen 286a, 286c, 286d en 286e van het Wetboek van Strafrecht BES.
- c.
het niet of onjuist verstrekken, het onzorgvuldig beheren of verwerken van gegevens betreffende gebruikers van de bedoelde diensten en van vaste verbindingen dan wel fouten in administratieve verrichtingen samenhangend met die gegevens.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur worden bedragen vastgesteld waarboven de aansprakelijkheid, bedoeld in het eerste lid, zich niet uitstrekt, waarbij de hoogte van de bedragen verschillend kan zijn voor onder meer de aard van de gebeurtenis, de onderscheiden aan de houder van de concessie krachtens artikel 3, eerste lid, opgedragen diensten en de zorg voor vaste verbindingen.
3.
De houder van de concessie kan zich niet beroepen op een uit het eerste en tweede lid voortvloeiende uitsluiting of beperking van zijn aansprakelijkheid, voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handelen of nalaten, geschied hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.