Einde inhoudsopgave
IJkwet BES 2014
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
02-07-2014, Stb. 2014, 262 (uitgifte: 15-07-2014, kamerstukken: 33884)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-05-2016, Stb. 2016, 193 (uitgifte: 26-05-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de daartoe door het bestuurscollege aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
2.
De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:
- a.
alle inlichtingen te vragen;
- b.
inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
- c.
meetinstrumenten als bedoeld in artikel 3 te allen tijde te onderzoeken en deze daartoe tijdelijk mee te nemen en, indien zij niet voldoen aan de bij of krachtens deze wet voor herijk gestelde eisen, van een afkeuringsmerk te voorzien;
- d.
met medeneming van de benodigde apparatuur elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner waarbij zij bevoegd zijn zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen.
3.
Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.
4.
Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
5.
De krachtens het eerste lid aangewezen personen staan onder het gezag van de door het bestuurscollege aangewezen bevoegde instantie en leggen over werkzaamheden uitsluitend aan die instantie verantwoording af.