Einde inhoudsopgave
Wet op de omzetbelasting 1968
Artikel 41
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 41 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
05-04-2023, Stb. 2023, 123 (uitgifte: 18-04-2023, kamerstukken: 36231)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 123 (uitgifte: 18-04-2023, kamerstukken: 36231)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
1.
Indien het aan opzet of grove schuld van de betalingsdienstaanbieder is te wijten dat de verplichtingen, bedoeld in Hoofdstuk VI, Afdeling 6, niet worden nagekomen, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan opleggen.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ingeval een betalingsdienstaanbieder betaalgegevens aan de Belastingdienst aanlevert die betrekking hebben op minder dan 26 grensoverschrijdende betalingen aan dezelfde begunstigde in de loop van een kalenderkwartaal.
3.
De bevoegdheid tot het opleggen van de in het eerste lid bedoelde boete vervalt, in afwijking van artikel 5:45, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door het verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de in Hoofdstuk VI, afdeling 6 genoemde verplichtingen zijn ontstaan.