Einde inhoudsopgave
Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie
Artikel 2d
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-12-2020, Stcrt. 2020, 64380 (uitgifte: 03-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-04-2023, Stcrt. 2023, 11246 (uitgifte: 19-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Energierecht (V)
1.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie op een locatie waarbij de subsidieaanvrager niet de eigenaar van de locatie is, gaat de aanvraag vergezeld van:
- a.
de toestemming van de eigenaar of eigenaren dat de desbetreffende productie-installatie op desbetreffende locatie wordt gevestigd met gebruikmaking van het middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld;
- b.
een gedoogplichtbeschikking op grond van artikel 10.21, eerste lid, van de Omgevingswet met betrekking tot de desbetreffende locatie voor het vestigen van de desbetreffende productie-installatie;
- c.
een afgesloten voorovereenkomst of grondovereenkomst met het Rijksvastgoedbedrijf met betrekking tot de desbetreffende locatie voor het vestigen van de desbetreffende productie-installatie.
2.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, waterkracht of windenergie, of een productie-installatie waarbij sprake is van gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte uit biomassavergisting die wordt aangesloten op een elektriciteitsnet met een aansluiting met een totale doorlaatwaarde van meer dan 3*80 A, gaat de aanvraag vergezeld van de verklaring van de netbeheerder over de beschikbaarheid van transportcapaciteit voor de nauwkeurig omschreven productie-installatie met gebruikmaking van het middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.
3.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door middel van windenergie op zee.
4.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de afvang en permanente opslag van koolstofdioxide gaat de aanvraag vergezeld van de verklaring of de verklaringen over de beschikbaarheid van transport- en opslagcapaciteit van de partij of partijen die het transport of de permanente opslag van de koolstofdioxide uitvoeren met betrekking tot de desbetreffende productie-installatie.
5.
Indien de aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonne-energie, gaat de aanvraag vergezeld van toestemming van de aanvrager op het delen van informatie tussen de netbeheerder en de minister over het bij de netbeheerder gecontracteerde terugleververmogen en de ean-code van de productie-installatie.