Einde inhoudsopgave
Besluit fiscale eenheid 2003
Artikel 12a Volgorde verrekening voorvoegingsvoorheffingen
Geldend
Geldend vanaf 22-02-2023. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2022, 540 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-02-2023, terugwerkend tot: 01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, Stb. 2022, 540 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
1.
Indien de ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen bij de moedermaatschappij, bedoeld in artikel 15ak, vierde lid, van de wet, lager is dan de ruimte, bedoeld in artikel 15ak, vijfde lid, van de wet, die hiervoor bij de maatschappijen met voorvoegingsvoorheffingen gezamenlijk zou bestaan indien zij geen deel zouden uitmaken van de fiscale eenheid, worden voor de toepassing van artikel 15ak, eerste en tweede lid, van de wet de voorvoegingsvoorheffingen van een maatschappij verrekend met een aanslag van de moedermaatschappij tot maximaal het bedrag dat volgt uit de formule (bm/bt) × vpbfe waarbij wordt verstaan onder:
bm: de op de voet van artikel 15ah van de wet aan de maatschappij met voorvoegingsheffingen toe te rekenen winst van de fiscale eenheid verminderd met een met de belastbare winst van de fiscale eenheid verrekend voorvoegingsverlies van die maatschappij;
bt: de op de voet van artikel 15ah van de wet aan de maatschappijen met voorvoegingsvoorheffingen gezamenlijk toe te rekenen winst van de fiscale eenheid verminderd met de met de belastbare winst van de fiscale eenheid verrekende voorvoegingsverliezen van die maatschappijen gezamenlijk;
vpbfe: het bedrag, bedoeld in artikel 15ak, vierde lid, van de wet.
2.
Indien bij een maatschappij het bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen lager is dan het bedrag dat door die maatschappij op grond van de formule, bedoeld in het eerste lid, kan worden verrekend, wordt het verschil tussen die bedragen (resterende voorheffingsruimte) verdeeld over de maatschappijen met een na toepassing van het eerste lid resterend bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen. De verdeling wordt berekend op basis van de formule in het eerste lid, met dien verstande dat bij toepassing van die formule vpbfe gelijk is aan de resterende voorheffingsruimte.
3.
Indien bij een maatschappij na toepassing van het tweede lid resterende voorheffingsruimte bestaat, wordt het tweede lid opnieuw toegepast, met dien verstande dat bij toepassing van de formule vpbfe gelijk is aan die resterende voorheffingsruimte.
4.
Voor de toepassing van dit artikel op situaties als bedoeld in artikel 15ak, tweede lid, van de wet wordt onder maatschappij ook verstaan een fiscale eenheid die is uitgebreid, onderscheidenlijk een bestaande fiscale eenheid die is opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid.