Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2004
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het Protocol van 08-11-2001, Trb. 2008, 157.
- Bronpublicatie:
08-11-2001, Trb. 2008, 157 (uitgifte: 27-08-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2001, Trb. 2008, 157 (uitgifte: 27-08-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De Partijen vorderen van elkaar geen terugbetaling van kosten voortvloeiende uit de toepassing van dit Verdrag of de Protocollen daarbij, behoudens:
- a.
kosten veroorzaakt door het optreden van deskundigen op het grondgebied van de aangezochte Partij;
- b.
kosten veroorzaakt door de overbrenging van gedetineerden overeenkomstig artikel 13 of 14 van het Tweede Aanvullend Protocol bij dit Verdrag, of artikel 11 van dit Verdrag;
- c.
kosten van aanmerkelijke of buitengewone aard.
2.
De kosten van het tot stand brengen van een video- of telefoonverbinding, de kosten van het functioneren van een video- of telefoonverbinding in de aangezochte Partij, de vergoeding van door haar geleverde tolken en gelden betaald aan getuigen alsmede de door hen gemaakte reiskosten in de aangezochte Partij worden evenwel door de verzoekende Partij aan de aangezochte Partij terugbetaald, tenzij de Partijen anderszins overeenkomen.
3.
De Partijen plegen overleg met elkaar teneinde regelingen te treffen voor de betaling van de kosten die uit hoofde van het eerste lid, onder c, teruggevorderd kunnen worden.
4.
De bepalingen van dit artikel laten de bepalingen van artikel 10, derde lid, van dit Verdrag onverlet.