Einde inhoudsopgave
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 2:3 Jonggehandicapte
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing met vernummering van de artikelen in 1:1 t/m 8:12 en vernummering van de verwijzingen in de artikelen. Voorheen art. 5.1.3.
- Bronpublicatie:
22-12-2009, Stb. 2009, 582 (uitgifte: 30-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-12-2009, Stb. 2009, 580 (uitgifte: 30-12-2009, kamerstukken: 31780)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2009, Stb. 2009, 582 (uitgifte: 30-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
15-12-2009, Stb. 2009, 581 (uitgifte: 30-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
1.
Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk is de ingezetene die:
- a.
aansluitend op de dag waarop hij zeventien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is geweest met arbeid meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal herstellen;
- b.
na de in onderdeel a bedoelde dag waarop hij zeventien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is geweest om met arbeid meer dan 75% te verdienen van het maatmaninkomen, terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal herstellen en hij in het jaar, onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop het als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2.
Indien de ingezetene geen jonggehandicapte is en binnen vijf jaar na afloop van de periode van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, niet meer in staat is om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen als gevolg van een oorzaak die reeds aanwezig was na afloop van de termijn van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, terwijl niet aannemelijk is dat de ingezetene binnen een jaar volledig zal herstellen, dan wordt de ingezetene alsnog jonggehandicapte met ingang van de dag waarop hij niet meer in staat is om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen.
3.
Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, is artikel 3:3, tweede en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.