Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 300/2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002
Bijlage I Gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden (artikel 4)
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2010
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf de datum die vermeld is in de uitvoeringsbepalingen welke overeenkomstig de procedure van artikel 4, lid 3 van deze Verordening worden vastgesteld, maar uiterlijk vanaf 29-04-2010.
- Bronpublicatie:
08-01-2010, PbEU 2010, L 7 (uitgifte: 12-01-2010, regelingnummer: 18/2010)
- Inwerkingtreding
01-02-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-01-2010, PbEU 2010, L 7 (uitgifte: 12-01-2010, regelingnummer: 18/2010)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
1. Beveiliging van luchthavens
1.1. Eisen in verband met het ontwerp van de luchthaven
1
Bij het ontwerp en de bouw van nieuwe luchthaveninstallaties of de verbouwing van bestaande luchthaveninstallaties moet ten volle rekening worden gehouden met de eisen voor de toepassing van de in deze bijlage en in de uitvoeringsbesluiten daarvan vermelde gemeenschappelijke basisnormen.
2
Luchthavens worden ingedeeld in de volgende zones:
- a)
landzijde;
- b)
luchtzijde;
- c)
om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones, en
- d)
kritieke delen van om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones.
1.2. Toegangscontrole
1
De toegang tot de luchtzijde wordt beperkt om onbevoegde personen en voertuigen te beletten deze zones binnen te komen.
2
De toegang tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones wordt gecontroleerd om te waarborgen dat geen onbevoegde personen en voertuigen deze zones binnenkomen.
3
Personen en voertuigen krijgen alleen toegang tot de luchtzijde en tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones als ze aan de vereiste veiligheidsvoorwaarden voldoen.
4
Personen, met inbegrip van bemanningsleden, moeten met succes een achtergrondcontrole hebben doorlopen alvorens ze een bemanningsidentiteitskaart of een luchthavenidentiteitskaart krijgen uitgereikt die onbegeleide toegang verleent tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones.
1.3. Beveiligingsonderzoeken van personen die geen passagier zijn en van de voorwerpen die zij bij zich dragen
1
Personen die geen passagier zijn en de voorwerpen die zij bij zich dragen, worden door middel van voortdurende steekproeven onderworpen aan een beveiligingsonderzoek bij het binnenkomen van om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones teneinde te voorkomen dat verboden voorwerpen in deze zones worden binnengebracht.
2
Alle personen die geen passagier zijn en de voorwerpen die zij bij zich dragen, worden onderworpen aan een beveiligingsonderzoek bij het binnenkomen van kritieke delen van om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones teneinde te voorkomen dat verboden voorwerpen in deze kritieke delen worden binnengebracht.
1.4. Onderzoek van voertuigen
Voertuigen die een om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone binnenkomen, worden onderzocht teneinde te voorkomen dat verboden voorwerpen in deze zones worden binnengebracht.
1.5. Bewaking, patrouilles en andere fysieke controles
Op luchthavens en, indien nodig, in aangrenzende gebieden die openbaar toegankelijk zijn, vinden bewaking, patrouilles en andere fysieke controles plaats om verdachte gedragingen van personen en zwakke punten die kunnen worden benut om wederrechtelijke daden te plegen, op te sporen, en om personen te beletten dergelijke daden te plegen.
2. Afgebakende zones van luchthavens
Luchtvaartuigen die geparkeerd zijn in afgebakende zones van luchthavens waarop de in artikel 4, lid 4, bedoelde alternatieve maatregelen van toepassing zijn, worden gescheiden van luchtvaartuigen waarop de gemeenschappelijke basisnormen volledig van toepassing zijn om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan de naleving van de veiligheidsnormen die worden toegepast op de laatstgenoemde luchtvaartuigen en op hun passagiers, bagage, vracht en post.
3. Beveiliging van luchtvaartuigen
1
Voor het vertrek wordt een luchtvaartuig onderworpen aan een beveiligingscontrole of een beveiligingsdoorzoeking van vliegtuigen om te garanderen dat zich geen verboden voorwerpen aan boord bevinden. Een luchtvaartuig in transit mag aan andere passende maatregelen worden onderworpen.
2
Elk luchtvaartuig wordt beschermd tegen manipulatie door onbevoegden.
4. Passagiers en handbagage
4.1. Beveiligingsonderzoek van passagiers en handbagage
1
Alle passagiers die voor een eerste vlucht vertrekken, alsmede de transfer- en transitpassagiers en hun handbagage worden aan een beveiligingsonderzoek onderworpen om te voorkomen dat verboden voorwerpen in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones en aan boord van luchtvaartuigen worden gebracht.
2
Transferpassagiers en hun handbagage kunnen worden vrijgesteld van deze beveiligingsonderzoeken als:
- a)
ze uit een lidstaat aankomen, tenzij de Commissie of die lidstaat informatie heeft verstrekt waaruit blijkt dat die passagiers en hun handbagage niet zijn onderworpen aan een beveiligingsonderzoek volgens de gemeenschappelijke basisnormen, of
- b)
ze uit een derde land aankomen waar beveiligingsnormen worden toegepast die volgens de regelgevingsprocedure van artikel 19, lid 2, zijn erkend als gelijkwaardig aan de gemeenschappelijke basisnormen.
3
Transitpassagiers en hun handbagage kunnen worden vrijgesteld van deze beveiligingsonderzoeken als:
- a)
ze aan boord van het luchtvaartuig blijven, of
- b)
ze zich niet mengen met andere vertrekkende passagiers die aan een beveiligingsonderzoek zijn onderworpen anders dan die welke aan boord van hetzelfde luchtvaartuig gaan, of
- c)
ze uit een lidstaat aankomen, tenzij de Commissie of die lidstaat informatie heeft verstrekt waaruit blijkt dat die passagiers en hun handbagage niet zijn onderworpen aan een beveiligingsonderzoek volgens de gemeenschappelijke basisnormen, of
- d)
ze uit een derde land aankomen waar beveiligingsnormen worden toegepast die volgens de regelgevingsprocedure van artikel 19, lid 2, zijn erkend als gelijkwaardig aan de gemeenschappelijke basisnormen.
4.2. Bescherming van passagiers en handbagage
1
Passagiers en hun handbagage worden beschermd tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik waarop ze zijn onderworpen aan een beveiligingsonderzoek tot het vertrek van het luchtvaartuig waarmee ze worden vervoerd.
2
Vertrekkende passagiers die aan een beveiligingsonderzoek zijn onderworpen mogen zich niet met aankomende passagiers mengen, behalve wanneer:
- a)
de passagiers uit een lidstaat aankomen, tenzij de Commissie of die lidstaat informatie heeft verstrekt waaruit blijkt dat die passagiers en hun handbagage niet zijn onderworpen aan een beveiligingsonderzoek volgens de gemeenschappelijke basisnormen, of
- b)
de passagiers uit een derde land aankomen waar beveiligingsnormen worden toegepast die volgens de regelgevingsprocedure van artikel 19, lid 2, zijn erkend als gelijkwaardig aan de gemeenschappelijke basisnormen.
4.3. Passagiers die de orde kunnen verstoren
Passagiers die de orde kunnen verstoren worden vóór vertrek aan passende beveiligingsmaatregelen onderworpen.
5. Ruimbagage
5.1. Beveiligingsonderzoek van ruimbagage
1
Alle ruimbagage wordt onderworpen aan een beveiligingsonderzoek voordat ze in het luchtvaartuig wordt geladen, om te voorkomen dat verboden voorwerpen in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones en aan boord van het luchtvaartuig worden gebracht.
2
Transfererende ruimbagage kan worden vrijgesteld van deze beveiligingsonderzoeken als:
- a)
ze uit een lidstaat aankomt, tenzij de Commissie of die lidstaat informatie heeft verstrekt waaruit blijkt dat die ruimbagage niet is onderworpen aan een beveiligingsonderzoek volgens de gemeenschappelijke basisnormen, of
- b)
ze uit een derde land aankomt waar beveiligingsnormen worden toegepast die volgens de regelgevingsprocedure van artikel 19, lid 2, zijn erkend als gelijkwaardig aan de gemeenschappelijke basisnormen.
3
Transfererende ruimbagage kan worden vrijgesteld van deze beveiligingsonderzoeken als ze aan boord van het luchtvaartuig blijft.
5.2. Bescherming van ruimbagage
Ruimbagage die bestemd is om in een luchtvaartuig te worden vervoerd, wordt beschermd tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik waarop ze aan een beveiligingsonderzoek is onderworpen of, indien dit eerder is, vanaf het ogenblik waarop de luchtvaartmaatschappij de ruimbagage onder zich neemt tot het vertrek van het luchtvaartuig waarin de ruimbagage zal worden vervoerd.
5.3. Controle op ruimbagage in relatie tot de passagiers
1
Elk stuk ruimbagage wordt geïdentificeerd als begeleid of onbegeleid.
2
Onbegeleide ruimbagage wordt niet vervoerd, tenzij die bagage van de passagier gescheiden is door factoren waarover de passagier geen controle heeft of de bagage aan passende beveiligingscontroles onderworpen is.
6. Vracht en post
6.1. Beveiligingscontroles voor vracht en post
1
Alle vracht en post wordt aan beveiligingscontroles onderworpen alvorens in het luchtvaartuig te worden geladen. Een luchtvaartmaatschappij aanvaardt geen vracht of post voor vervoer in een luchtvaartuig tenzij zij zelf beveiligingscontroles heeft uitgevoerd of de uitvoering ervan bevestigd en verantwoord is door een erkend agent, een bekende afzender of een vaste afzender.
2
Transfervracht en transferpost mogen worden onderworpen aan in een uitvoeringsbesluit gespecificeerde alternatieve beveiligingscontroles.
3
Transitvracht en transitpost kunnen worden vrijgesteld van beveiligingscontroles als ze aan boord van het luchtvaartuig blijven.
6.2. Bescherming van vracht en post
1
Vracht en post die bestemd zijn om in een luchtvaartuig te worden vervoerd, worden beschermd tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik waarop de beveiligingscontroles zijn uitgevoerd tot het vertrek van het luchtvaartuig waarmee de vracht of de post zal worden vervoerd.
2
Vracht en post die, nadat de beveiligingscontroles zijn uitgevoerd, niet afdoende beschermd zijn tegen manipulatie door onbevoegden, worden onderzocht.
7. Bedrijfspost van een luchtvaartmaatschappij en bedrijfsmaterieel van een luchtvaartmaatschappij
Om te voorkomen dat verboden voorwerpen aan boord van een luchtvaartuig worden gebracht, worden bedrijfspost en bedrijfsmaterieel van een luchtvaartmaatschappij aan beveiligingscontroles onderworpen en vervolgens beschermd tot ze in het luchtvaartuig is[lees: zijn] geladen.
8. Vluchtbenodigdheden
Om te voorkomen dat verboden voorwerpen aan boord van een luchtvaartuig worden gebracht, worden vluchtbenodigdheden, inclusief cateringmateriaal, die bestemd zijn voor vervoer of gebruik in een luchtvaartuig, aan beveiligingscontroles onderworpen en vervolgens beschermd tot ze in het luchtvaartuig is[lees: zijn] geladen.
9. Luchthavenbenodigdheden
Benodigdheden die in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones van luchthavens worden verkocht of gebruikt, inclusief leveringen voor belastingvrije winkels en restaurants, worden aan beveiligingscontroles onderworpen om te voorkomen dat verboden voorwerpen in deze zones worden binnengebracht.
10. Beveiligingsmaatregelen tijdens de vlucht
1
Onverminderd de toepasselijke regelgeving met betrekking tot de luchtvaartveiligheid:
- a)
krijgen onbevoegde personen tijdens een vlucht geen toegang tot de cockpit;
- b)
worden passagiers die de orde kunnen verstoren tijdens een vlucht aan passende beveiligingsmaatregelen onderworpen.
2
Er worden passende beveiligingsmaatregelen genomen, zoals het opleiden van het cockpitpersoneel en het cabinepersoneel, om wederrechtelijke daden gedurende een vlucht te voorkomen.
3
Aan boord van een luchtvaartuig mogen geen wapens worden meegenomen (met uitzondering van wapens die in het vrachtruim worden vervoerd), tenzij aan de vereiste veiligheidsvoorwaarden overeenkomstig nationaal recht is voldaan en de betrokken lidstaten hiervoor hun toestemming hebben verleend.
4
Punt 3 is ook van toepassing op meereizende beveiligingsagenten indien zij wapens dragen.
11. Werving en opleiding van personeel
1
Personen die beveiligingsonderzoeken, toegangscontroles of andere beveiligingscontroles uitvoeren of verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan, worden geworven, opgeleid en, in voorkomend geval, gecertificeerd teneinde te garanderen dat ze geschikt zijn voor deze werkzaamheden en bevoegd zijn om de hen toegewezen taken uit te voeren.
2
Andere personen dan passagiers die toegang moeten hebben tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones, moeten een beveiligingsopleiding volgen voordat ze een luchthavenidentiteitskaart of een bemanningsidentiteitskaart krijgen.
3
De in de punten 1 en 2 vermelde opleiding moet een basisopleiding en geregelde herhalingsopleidingen omvatten.
4
De instructeurs die de in de punten 1 en 2 vermelde opleiding verzorgen, moeten over de nodige kwalificaties beschikken.
12. Beveiligingsuitrusting
De uitrusting die gebruikt wordt voor beveiligingsonderzoeken, toegangscontroles en andere beveiligingscontroles moet voldoen aan de vastgelegde specificaties en geschikt zijn om de beveiligingscontroles uit te voeren.