Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 7A
Artikel 1603o
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2021
- Bronpublicatie:
19-04-2017, Stb. 2017, 189 (uitgifte: 12-05-2017, kamerstukken: 34523)
- Inwerkingtreding
01-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2021, Stb. 2021, 163 (uitgifte: 31-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
1.
De verhuurder kan, indien hij zes weken na de opzegging van de overeenkomst niet van de huurder een schriftelijke mededeling heeft ontvangen dat hij in de beëindiging van de overeenkomst toestemt, de huurcommissie verzoeken het tijdstip vast te stellen waarop de overeenkomst zal eindigen. De verhuurder vermeldt daarbij de naam van de huurder en kort de gronden waarop hij meent de huur te moeten opzeggen. De gronden hebben, behoudens het geval, bedoeld in artikel 1603p, tweede lid, uitsluitend betrekking op het niet voldoen door de huurder aan zijn verplichtingen als bedoeld in de tweede en derde afdeling.
2.
Een opgezegde overeenkomst blijft, tenzij de huurder de overeenkomst heeft opgezegd of na de opzegging door de verhuurder schriftelijk in de beëindiging heeft toegestemd, na de dag waartegen is opgezegd van rechtswege van kracht, tot onherroepelijk is beslist op een verzoek van de verhuurder als bedoeld in het eerste lid.
3.
De huurcommissie neemt bij haar beslissing enkel de in de opzegging genoemde gronden in aanmerking.
4.
Indien de huurcommissie het verzoek afwijst, wordt de overeenkomst van rechtswege verlengd. De huurcommissie beslist of de overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor een door haar vast te stellen bepaalde tijd wordt verlengd.
5.
Indien de huurcommissie het verzoek toewijst, stelt zij tevens het tijdstip van ontruiming vast. De toewijzing geldt als een veroordeling tot ontruiming tegen dat tijdstip.