Einde inhoudsopgave
Binnenvaartbesluit
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Redactionele toelichting
In werking getreden voor de zeehavengebieden Delfzijl-Eemshaven, Den Helder-Harlingen-Terschelling, Amsterdam-IJmond, Rotterdam-Rijnmond-Zuid-Holland-achterland en Scheveningen.
- Bronpublicatie:
24-09-2020, Stb. 2020, 378 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-2020, Stb. 2020, 378 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Het bezit van een vaarbewijs is niet vereist voor het voeren van:
- a.
schepen die uitsluitend door spierkracht worden voortbewogen;
- b.
drijvende werktuigen die zich bevinden in een grind- of zandgat;
- c.
bunkerstations.
2.
Geen verplichting tot het bezit van een vaarbewijs geldt voor de gezagvoerder die in het bezit is van een bij regeling van Onze Minister aangewezen krachtens de Herziene Rijnvaartakte afgegeven geldig gelijkwaardig vaarbewijs of van een geldig gelijkwaardig vaarbewijs als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet.
3.
Geen verplichting tot het bezit van een vaarbewijs geldt voor de gezagvoerder van een zeeschip:
- a.
indien zich een persoon aan boord bevindt die in het bezit is van een geldig groot vaarbewijs, van een bij regeling van Onze Minister aangewezen krachtens de Herziene Rijnvaartakte afgegeven daaraan gelijkwaardig geldig vaarbewijs of van een daaraan gelijkwaardig geldig vaarbewijs als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet; of
- b.
niet zijnde een sleepboot:
- 1°
die gebruik dienen te maken van een loods en zich bevinden op de scheepvaartwegen, bedoeld in de artikel 10, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Scheepvaartverkeerswet en de daarop berustende bepalingen;
- 2°
die van de loodsplicht zijn vrijgesteld of ontheven op grond van artikel 11, eerste lid, van de Scheepvaarverkeerswet[lees: Scheepvaartverkeerswet] en zich bevinden op de scheepvaartwegen, bedoeld onder 1°.
4.
Geen verplichting tot het bezit van een vaarbewijs geldt voor de gezagvoerder, indien:
- a.
de gezagvoerder is voorzien van een door Onze Minister aangewezen bewijs van bekwaamheid dat is erkend ingevolge artikel 25, derde lid, van de wet, of
- b.
de gezagvoerder of een ander lid van de dekbemanning is voorzien van een door Onze Minister aangewezen aanvullend bewijs van bekwaamheid voor de binnenvaart dat is afgegeven door een daartoe bevoegde autoriteit in het buitenland.