Verordening (EEG) nr. 3577/92 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de Lid-Staten (cabotage in het zeevervoer)
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
09-12-2011, PbEU 2012, L 112 (uitgifte: 24-04-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2011, Trb. 2012, 24 (uitgifte: 03-02-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Bij wijze van uitzondering worden de volgende zeevervoerdiensten in de Middellandse Zee en langs de kust van Spanje, Portugal en Frankrijk, tijdelijk uitgesloten van de toepassing van deze verordening:
- —
cruisediensten, tot 1 januari 1995;
- —
vervoer van strategische goederen (aardolie, aardolieprodukten en drinkwater), tot 1 januari 1997;
- —
diensten met schepen van minder dan 650 bruto ton, tot 1 januari 1998;
- —
geregelde passagiers- en veerdiensten, tot 1 januari 1999.
2.
Bij wijze van uitzondering wordt cabotage met eilanden in de Middellandse Zee en cabotage ten aanzien van de Canarische eilanden, de Azoren en Madeira, Ceuta en Melilla, de Franse eilanden langs de Atlantische kust en de Franse overzeese departementen tijdelijk vrijgesteld van de toepassing van deze verordening tot 1 januari 1999.
3.
Terwille van de sociaal-economische samenhang is de in lid 2 bedoelde uitzondering tot 1 januari 2004 van toepassing op Griekenland voor geregelde passagiers- en veerdiensten en voor diensten met schepen van minder dan 650 bruto ton.
4.
In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, kunnen openbaredienstcontracten die vóór de toetreding van Kroatië tot de EU zijn gesloten, tot en met 31 december 2016 worden toegepast.
5.
In afwijking van artikel 1, lid 1, worden cruisediensten die tussen Kroatische havens worden verricht door schepen van minder dan 650 bruto ton, tot en met 31 december 2014 voorbehouden voor in Kroatië geregistreerde en onder Kroatische vlag varende schepen die worden geëxploiteerd door scheepvaartmaatschappijen die overeenkomstig het Kroatische recht zijn opgericht en waarvan het hoofdkantoor zich bevindt in Kroatië en waarvan de daadwerkelijke controle wordt uitgeoefend in Kroatië.
6.
In afwijking van artikel 1, lid 1, kan de Commissie gedurende de overgangsperiode tot en met 31 december 2014 op grond van een gemotiveerd verzoek van een lidstaat, binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek in kwestie, besluiten dat schepen die in aanmerking komen voor de in lid 5 bedoelde afwijking, geen cruisediensten verrichten tussen havens van bepaalde zones van andere lidstaten dan Kroatië, indien wordt aangetoond dat deze diensten de binnenlandse vervoersmarkt in die zones ernstig verstoren of dreigen te verstoren. Indien de Commissie na 30 werkdagen geen besluit heeft genomen, heeft de betrokken lidstaat het recht vrijwaringsmaatregelen toe te passen totdat de Commissie haar besluit heeft genomen. In noodgevallen kunnen de lidstaten unilateraal passende voorlopige maatregelen nemen, die niet langer dan drie maanden van kracht mogen blijven. Die lidstaten stellen de Commissie onmiddellijk op de hoogte. De Commissie mag de maatregelen afschaffen of bevestigen totdat zij haar uiteindelijk besluit neemt. De lidstaten worden op de hoogte gehouden.