Verdrag tot beperking der staatloosheid
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 13-12-1975
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2015, 15).
- Bronpublicatie:
30-08-1961, Trb. 1967, 124 (uitgifte: 13-09-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-12-1975
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-05-1985, Trb. 1985, 74 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
Iedere Verdragsluitende Staat verleent zijn nationaliteit aan degene die geboren is op zijn grondgebied en die anders staatloos zou zijn.
Deze nationaliteit wordt verleend:
- a)
van rechtswege, bij de geboorte, of
- b)
op een verzoek, door of namens belanghebbende bij de bevoegde autoriteit ingediend op de wijze als door de wetgeving van de betrokken Staat is voorgeschreven; behoudens de bepalingen van het tweede lid van dit artikel, mag het verzoek niet worden afgewezen.
Een Verdragsluitende Staat welks wetgeving verlening van zijn nationaliteit op verzoek overeenkomstig punt b van dit lid kent, kan die nationaliteit ook van rechtswege verlenen bij het bereiken van de leeftijd en op de voorwaarden als in zijn wetgeving zijn vastgesteld.
2.
Een Verdragsluitende Staat kan de verkrijging van zijn nationaliteit overeenkomstig punt b van het eerste lid van dit artikel, aan een of meer van de volgende voorwaarden binden:
- a)
dat het verzoek wordt ingediend in de loop van een tijdvak vastgesteld door de Verdragsluitende Staat, welk tijdvak uiterlijk op de leeftijd van 18 jaar aanvangt en niet eerder dan op de leeftijd van 21 jaar eindigt, met dien verstande echter dat de belanghebbende ten minste één jaar de tijd krijgt om zijn verzoek persoonlijk en zonder dat hij daartoe bevoegd behoeft te zijn verklaard in te dienen;
- b)
dat de belanghebbende gedurende een door de Verdragsluitende Staat vast te stellen tijdvak zijn gewone verblijf op het grondgebied van die Staat heeft gehad; bedoeld tijdvak mag niet op langer dan tien jaar in totaal worden gesteld, noch op langer dan vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek;
- c)
dat de belanghebbende niet schuldig is verklaard aan een delict tegen de nationale veiligheid, noch is veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste 5 jaar terzake van een ander strafbaar feit;
- d)
dat de belanghebbende bij zijn geboorte of later geen nationaliteit heeft verkregen.
3.
Ongeacht de bepalingen van het eerste lid sub b en van het tweede lid van dit artikel, verkrijgt het wettige kind dat is geboren op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat en welks moeder de nationaliteit van die Staat bezit, die nationaliteit bij de geboorte, indien het anders staatloos zou zijn.
4.
Iedere Verdragsluitende Staat verleent zijn nationaliteit aan degene, die anders staatloos zou zijn en van wie, ten tijde van de geboorte, de vader of de moeder de nationaliteit van genoemde Staat bezat, indien hij, doordat hij boven de leeftijd is gekomen welke is vastgesteld voor de indiening van zijn verzoek, of doordat hij niet voldoet aan de gestelde voorwaarden met betrekking tot het verblijf, de nationaliteit van de Verdragsluitende Staat op welks grondgebied hij is geboren niet heeft kunnen verkrijgen. Indien de ouders niet dezelfde nationaliteit bezaten ten tijde van de geboorte, volgt naar gelang van de wetgeving van de betrokken Verdragsluitende Staat het kind de nationaliteit van de vader dan wel die van de moeder. Indien de nationaliteit moet worden aangevraagd, dient dit verzoek door of namens de belanghebbende bij de bevoegde autoriteit te worden ingediend op de wijze als is voorgeschreven door de wetgeving van de betrokken Staat. Behoudens de bepalingen van het vijfde lid van dit artikel, mag dit verzoek niet worden afgewezen.
5.
De Verdragsluitende Staat kan het verlenen van zijn nationaliteit overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van dit artikel, binden aan een of meer van de volgende voorwaarden:
- a)
dat het verzoek wordt ingediend voordat de belanghebbende een door de betrokken Verdragsluitende Staat vastgestelde leeftijd heeft bereikt, welke leeftijd echter niet beneden de 23 jaar mag liggen;
- b)
dat de belanghebbende gedurende een zeker tijdvak onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek zijn gewone verblijf heeft gehad op het grondgebied van de betrokken Verdragsluitende Staat; de duur van dit tijdvak wordt door die Staat vastgesteld, doch mag drie jaar niet te boven gaan;
- c)
dat de belanghebbende bij zijn geboorte of later geen nationaliteit heeft verkregen.