Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 376/2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart
Artikel 15 Vertrouwelijkheid en passend gebruik van informatie
Geldend
Geldend vanaf 14-05-2014
- Bronpublicatie:
03-04-2014, PbEU 2014, L 122 (uitgifte: 24-04-2014, regelingnummer: 376/2014)
- Inwerkingtreding
14-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2014, PbEU 2014, L 122 (uitgifte: 24-04-2014, regelingnummer: 376/2014)
- Vakgebied(en)
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
De lidstaten en de organisaties, overeenkomstig hun nationale recht, alsook het Agentschap, nemen de nodige maatregelen om een passende vertrouwelijkheid te waarborgen van de bijzonderheden over voorvallen die zij overeenkomstig de artikelen 4, 5 en 10 hebben ontvangen.
Elke lidstaat, elke in een lidstaat gevestigde organisatie of het Agentschap verwerkt persoonsgegevens uitsluitend voor zover dit nodig is voor het doel van deze verordening, en onverminderd de nationale wetgevingshandelingen ter omzetting van Richtlijn 95/46/EG.
2.
Onverminderd het bepaalde inzake de bescherming van veiligheidsinformatie in de artikelen 12, 14 en 15 van Verordening (EU) nr. 996/2010 wordt informatie afgeleid uit voorvalmeldingen uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor die informatie is verzameld.
De lidstaten, het Agentschap en de organisaties stellen de informatie over voorvallen niet ter beschikking of gebruiken deze niet:
- a)
om schuld of aansprakelijkheid vast te stellen, of
- b)
voor een ander doel dan het in stand houden of verbeteren van de veiligheid van de luchtvaart.
3.
Wanneer de Commissie, het Agentschap en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zich kwijten van de verplichtingen in het kader van artikel 14 met betrekking tot de informatie in het Europees centraal register:
- a)
zorgen zij ervoor dat die informatie vertrouwelijk blijft, en
- b)
beperken zij het gebruik van die informatie tot hetgeen strikt noodzakelijk is om te voldoen aan hun veiligheidsgerelateerde verplichtingen, zonder schuld of aansprakelijkheid vast te stellen; in die optiek wordt de informatie in het bijzonder gebruikt voor risicobeheer en voor de analyse van veiligheidstrends die kunnen leiden tot veiligheidsaanbevelingen of veiligheidsmaatregelen met het oogmerk feitelijke of potentiële veiligheidstekortkomingen te ondervangen.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat hun in artikel 6, lid 3, bedoelde bevoegde autoriteiten en hun bevoegde gerechtelijke instanties met elkaar samenwerken door middel van vooraf vastgestelde administratieve regelingen. Die vooraf vastgestelde administratieve regelingen beogen te zorgen voor een juist evenwicht tussen de behoefte aan goede rechtsbedeling enerzijds en de noodzakelijke permanente beschikbaarheid van veiligheidsinformatie anderzijds.