Einde inhoudsopgave
Regeling legitimatievoorschriften tenaamstelling en kentekenplaten
Artikel 2 Aanvrager natuurlijke persoon
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2014
- Bronpublicatie:
27-03-2014, Stcrt. 2014, 9002 (uitgifte: 31-03-2014, regelingnummer: IenM/BSK-2014/72792)
- Inwerkingtreding
01-04-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-03-2014, Stcrt. 2014, 9002 (uitgifte: 31-03-2014, regelingnummer: IenM/BSK-2014/72792)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Kentekens en kentekenbewijzen
Verkeersrecht (V)
1.
Indien de aanvraag van een tenaamstelling wordt ingediend door een natuurlijke persoon, bij een erkende instantie als bedoeld in de artikelen 61a, eerste lid, of 62, eerste lid, van de wet of een daartoe door de Dienst Wegverkeer aangewezen vestiging van deze dienst, wordt het volgende legitimatiebewijs overgelegd:
- a.
een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de wet,
- b.
een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet,
- c.
een geldig document als bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, van de Paspoortwet,
- d.
een geldig buitenlands nationaal paspoort, dienstpaspoort, diplomatiek paspoort, reisdocument voor vluchtelingen of reisdocument voor vreemdelingen dan wel een geldige buitenlandse identiteitskaart, afgegeven door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat van de Europese Unie,
- e.
een geldige Europese identiteitskaart, of
- f.
een geldig persoonlijk identiteitsbewijs als bedoeld in artikel III, tweede lid, onderdeel a, van het Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Londen, 19 juni 1951, Trb. 1951, 114) met daarbij een geldig, ten behoeve van de aanvraag door de bevoegde commandant van een NATO-basis ingevuld en ondertekend, certificaat van stationering, dat niet ouder is dan tien dagen.
2.
Indien de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijke persoon door een erkend bedrijf, dienen de volgende documenten te worden overgelegd:
- a.
een aan het bedrijf afgegeven geldige bedrijfsvoorraadpas, en
- b.
het voor de aanvraag bestemde machtigingsformulier.
3.
Indien de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt ingediend voor een natuurlijke persoon door een erkend bedrijf dat gebruik maakt van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel d, van het Kentekenreglement, wordt, tezamen met het in artikel 25a, tweede lid, respectievelijk artikel 28a, tweede lid, van het Kentekenreglement bedoelde legitimatiebewijs, een verklaring als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, of artikel 28a, tweede lid, van het Kentekenreglement, overgelegd. De verklaring voldoet aan de voorschriften in artikel 15b, vijfde lid, van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad.