Einde inhoudsopgave
Besluit lijfrenten in de winstsfeer (verzamelbesluit)
2 Lijfrente bedongen voor de stakingswinst en de oudedagsreserve vanaf 1 januari 2001; staking na AOW-leeftijd plus vijf jaar; (tijdelijke) oudedagslijfrente
Geldend
Geldend vanaf 26-01-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 17-12-2021
- Bronpublicatie:
17-12-2021, Stcrt. 2022, 690 (uitgifte: 25-01-2022, regelingnummer: 2021-236684)
- Inwerkingtreding
26-01-2022, terugwerkend tot: 17-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2021, Stcrt. 2022, 690 (uitgifte: 25-01-2022, regelingnummer: 2021-236684)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Winst
Premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort worden aangemerkt als uitgaven voor inkomensvoorzieningen (artikel 3.124 Wet IB 2001). Om te kwalificeren als uitgave voor inkomensvoorziening wordt aan een lijfrente onder meer de eis gesteld dat de termijnen van deze lijfrente uiterlijk ingaan in het jaar waarin de belastingplichtige aan wie deze termijnen toekomen, de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd (artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, Wet IB 2001).
De leeftijdsgrens is ook van toepassing op lijfrenten die worden bedongen bij een omzetting oudedagsreserve en een omzetting stakingswinst. Hoewel ik in het algemeen hecht aan een uniforme toepassing van bovengenoemde leeftijdsgrens bij de fiscale kwalificatie van oudedagsvoorzieningen, heb ik naar aanleiding van signalen uit de uitvoeringspraktijk geconstateerd dat onverkorte toepassing van de leeftijdsgrens bij genoemde omzettingen kan leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. De oudedagsreserve kan in de jaren voorafgaande aan de staking van de onderneming worden omgezet in een lijfrente. De ondernemer beschikt feitelijk veelal niet eerder dan bij de staking van de onderneming over de hiervoor benodigde liquiditeiten; het vermogen is geïnvesteerd in de onderneming. Met betrekking tot de omzetting van de stakingswinst in een lijfrente is het niet mogelijk een tijdstip voorafgaande aan de staking in aanmerking te nemen. Om in deze twee gevallen voor de fiscale aftrek van de lijfrentepremie in aanmerking te komen, wordt de desbetreffende ondernemer (veelal) gedwongen zijn onderneming uiterlijk te staken in het jaar waarin hij eerdergenoemde leeftijd bereikt.
Goedkeuring
Voor de toepassing van de artikelen 3.128 en 3.129 Wet IB 2001 keur ik het volgende goed in het geval lijfrenten niet kwalificeren doordat zij later ingaan dan in het jaar waarin de ondernemer de leeftijd van vijf jaar hoger dan de AOW-leeftijd bereikt (artikel 3.125, eerste lid, onderdelen a en c, Wet IB 2001). In dat geval worden de premies toch begrepen onder de premies voor lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel a, Wet IB 2001. Hierbij geldt als voorwaarde dat de termijnen van de lijfrente dadelijk ingaan.
Wellicht ten overvloede merk ik op dat in de situatie waarin de met toepassing van deze goedkeuring bedongen lijfrente kwalificeert als een tijdelijke lijfrente in de zin van artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001, het maximale gezamenlijke bedrag van de termijnen zoals vermeld in die bepaling onverkort van toepassing is.