Einde inhoudsopgave
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
§ 2 Begrip belanghebbende
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
22-06-2023, Stcrt. 2023, 17366 (uitgifte: 27-06-2023, regelingnummer: 2023-13263)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2023, Stcrt. 2023, 17366 (uitgifte: 27-06-2023, regelingnummer: 2023-13263)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Boete
1
Onder belanghebbende wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan degene die, op grond van artikel 5:1, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 67o, eerste lid, van de AWR, in de hoedanigheid van pleger, medepleger, doen pleger, uitlokker, medeplichtige, feitelijk leidinggever of opdrachtgever een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
2
De bijzondere verzuimboeten van hoofdstuk 4 van dit besluit worden overeenkomstig artikel 67o, tweede lid, van de AWR niet opgelegd aan de medeplichtige.
3
De bepaling van artikel 67o, derde lid, van de AWR, geldt voor alle in hoofdstuk 3 van dit besluit genoemde vergrijpboeten.
4
De wettelijke boetemaxima gelden voor de pleger, de medepleger, de doen pleger, de uitlokker, de feitelijk leidinggever en de opdrachtgever. In geval van beboeting van een medeplichtige bedraagt het wettelijke boetemaximum een derde minder (artikel 67o, derde lid, van de AWR).
5
Wordt een vergrijpboete opgelegd aan een medeplichtige dan worden de in hoofdstuk 3 van dit besluit genoemde standaardpercentages en -bedragen met een derde verminderd. Daarna vindt toepassing van de paragrafen 6 tot en met 8 van dit besluit plaats.
6
Een besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan een medepleger, doen pleger, uitlokker, medeplichtige, feitelijk leidinggever of opdrachtgever wordt genomen met voorafgaande toestemming van de algemeen directeur van een van de organisatieonderdelen genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a en c, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 en de hoofddirecteur van de concerndirectie Fiscale en Juridische Zaken van de Belastingdienst (Cd FJZ), dan wel, voor de Douane, met voorafgaande toestemming van de directeur-generaal Douane.
7
Het vorige lid en § 12 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot het openbaar maken van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 67r van de AWR.