Einde inhoudsopgave
Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt (2021R001)
4.2 Halt
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2021
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
22-01-2021, Stcrt. 2021, 2578 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021R001)
- Inwerkingtreding
01-02-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-2021, Stcrt. 2021, 2578 (uitgifte: 22-01-2021, regelingnummer: 2021R001)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Jeugdstrafrecht (V)
De Halt-afdoening biedt de mogelijkheid om bij licht delictgedrag van jeugdigen, het kenmerkend grensoverschrijdend gedrag van pubers, wel een interventie toe te passen en recht te doen aan de gevolgen voor slachtoffers, zonder mogelijk negatieve gevolgen van registratie in justitiële documentatie.
Een Halt-afdoening bestaat uit één of meerdere gesprekken met de jeugdige en zijn ouder(s), het oefenen van excuus aanbieden aan het slachtoffer en het daadwerkelijk excuus aanbieden aan het slachtoffer of in voorkomende gevallen een herstelgesprek, het vergoeden van de door de jeugdige aangerichte schade en het uitvoeren van een leeropdracht en/of een werkopdracht. De duur van de deelname aan de Halt-afdoening is in elke combinatie maximaal 20 uren (zie bijlage I). Elke Halt-afdoening sluit zo veel mogelijk aan bij de aard van het desbetreffende strafbare feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De officier van justitie kan daartoe aanwijzingen geven.
Procedure Halt-verwijzing
De strafbare feiten die door de politie of daartoe bevoegde bijzondere opsporingsambtenaren kunnen worden doorverwezen voor een Halt-afdoening zijn aangewezen in artikel 1 van het Besluit aanwijzing Halt-feiten1..
Misdrijven
De verwijzing naar Halt door de Hulpofficier van politie ter zake misdrijven betreft jeugdigen:
- –
die voor de eerste maal voor een strafbaar feit (misdrijf) worden geregistreerd,
- –
die omtrent het plegen van het strafbare feit een volledige bekentenis hebben afgelegd,
- –
waarbij duidelijk bewijs aanwezig is voor het aandeel in het strafbare feit, zoals bij betrapping op heterdaad en geen twijfel omtrent medeplegen.
Alle overige misdrijven worden voorgelegd via ZSM aan de officier van justitie voor toestemming voor verwijzing naar Halt. Nu in de praktijk alle jeugdmisdrijfzaken bij ZSM worden aangemeld, zal bij ZSM over het algemeen altijd de beslissing tot verwijzing naar Halt worden genomen. Bij ZSM kan de Raad immers informatie verstrekken over de achtergrond van een jongere en een advies geven.
De politie of een andere opsporingsambtenaar doet aan de jeugdige het voorstel om aan Halt deel te nemen. De advocaat van de jeugdige wordt hiervan eveneens op de hoogte gesteld. Indien de opsporingsambtenaar al voorafgaande aan het verhoor van de jeugdige heeft vastgesteld dat het delict een Halt-waardig feit betreft en de jeugdige mogelijk in aanmerking komt voor de Halt-afdoening wordt dit medegedeeld aan de advocaat, die de jeugdige rechtsbijstand zal verlenen.
De opsporingsambtenaar deelt de jeugdige mee dat hij niet verplicht is het voorstel tot een Halt-afdoening te accepteren. Daarbij wordt uitgelegd wat de mogelijke gevolgen zijn van niet-deelname.
Overtredingen
De verwijzing naar Halt voor overtredingen in het ‘Besluit aanwijzing Halt-feiten’ wordt door de opsporingsambtenaar bij de staande houding afgehandeld. Het betreft jeugdigen die omtrent het plegen van het strafbare feit een bekentenis hebben afgelegd. Ter zake van overtredingen mogen jeugdigen maximaal twee maal naar Halt worden verwezen.
Indien specifieke lokale criminaliteits- en/of overlastproblematiek vraagt om toepassing van de Halt-afdoening door de opsporingsambtenaar voor andere dan de aangewezen feiten, kan hiervoor in overleg met de lokale ketenpartners, maar onder regie van het OM, worden gekozen. Voorwaarde hiervoor is dat deze uitbreiding geldt voor een aangewezen doelgroep voor een afgebakende tijdsperiode van maximaal 1 jaar.
De procedure voor doorverwijzing leerplichtzaken door de leerplichtambtenaar is opgenomen in de Handleiding Leerplicht. Jeugdigen mogen één maal ter zake leerplicht naar Halt worden verwezen.
Voor jeugdigen onder de 16 jaar dienen zowel bij misdrijven als overtredingen de ouders in te stemmen met doorverwijzing naar Halt.
Recidive
Recidive regeling: na een eerdere Halt afdoening of proces-verbaal voor een misdrijf dient de officier van justitie toestemming te geven voor een volgende verwijzing naar Halt voor een misdrijf. Voor overtredingen en/of lichtere vuurwerkdelicten kan de politie of bijzondere opsporingsambtenaar, zonder voorafgaande toestemming van de officier van justitie, maximaal twee keer naar Halt verwijzen. Jeugdigen mogen eenmaal ter zake leerplicht naar Halt worden verwezen. Halt controleert of de jeugdige al eerder heeft deelgenomen aan de Halt-afdoening. Er kan maximaal drie keer naar Halt worden verwezen, ongeacht de combinatie misdrijven/overtredingen.
Halt stelt de opsporingsambtenaar in kennis omtrent de afloop van de Halt-afdoening. Wanneer een jeugdige naar behoren heeft deelgenomen aan een Halt-afdoening, wordt er geen proces-verbaal toegezonden aan de officier van justitie. Van de afloop worden de jeugdige, diens wettelijk vertegenwoordiger en de officier van justitie schriftelijk in kennis gesteld door Halt.
In het geval dat de jeugdige niet naar behoren heeft deelgenomen aan een Halt-afdoening, stelt Halt de jeugdige, diens wettelijk vertegenwoordiger en de opsporingsambtenaar hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis. De opsporingsambtenaar maakt het proces-verbaal op en zendt het opgemaakte proces-verbaal toe aan de officier van justitie (negatieve Halt-terugkoppeling). Van niet-behoorlijke deelname is in elk geval sprake indien de jeugdige, ondanks een schriftelijke waarschuwing van Halt, niet voldoet aan de in het kader van de Halt-afdoening met hem gemaakte afspraken. De officier van justitie maakt melding aan de Raad voor de kinderbescherming dat het om een negatieve terugmelding van een Halt-afdoening gaat.
Protocol afstemmingsoverleg ZSM en JCO+ / verdiepingsoverleg
Informatie ten behoeve van de afdoeningsbeslissing en de persoonsgerichte aanpak
De informatie die in het afstemmingsoverleg ZSM of het JCO+ wordt ingebracht kan bestaan uit:
- –
politie: het proces-verbaal verhoor minderjarigen en informatie uit politiesystemen (weergave van landelijke politiecontacten, deelname aan overlast gevende of criminele groepen en meldingen van huiselijk geweld);
- –
RvdK: uitkomst van het preselect van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrecht, informatie uit de dossiers van de RvdK, zoals eerdere bemoeienis met het gezin, rapportages straf/civiel, beschermingsmaatregelen, informatie casusregie;
- –
OM: strafvorderlijke gegevens;
- –
Gecertificeerde instellingen (als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Jeugdwet) (eventueel bij JCO+): informatie vanuit de begeleiding door JR of gezinsvoogd;
- –
Reclassering ten aanzien van jongvolwassene (ZSM): informatie uit vroeghulp en eventueel uitkomst uit de Quickscan.
Het Openbaar Ministerie neemt op basis van deze informatie een beslissing over de vervolging.
Bij de uiteindelijke afdoening en een eventuele op de persoon gerichte interventie worden het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en overige rapportages betrokken.
Voetnoten
Besluit van 25 januari 1995, houdende aanwijzing van de strafbare feiten als bedoeld in artikel 77e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 3 september 2010, Stb. 2010, 680.