Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 4.14b Flankerende bepalingen ter zake van het fictief reguliere voordeel
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
1.
Schulden die een met de belastingplichtige verbonden persoon rechtens dan wel in feite direct of indirect heeft bij vennootschappen waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3 heeft, maar waarin de verbonden persoon geen aanmerkelijk belang als bedoeld in afdeling 4.3 heeft, worden als schulden als bedoeld in artikel 4.14a, eerste lid, in aanmerking genomen bij de belastingplichtige voor zover de schulden van de verbonden persoon meer bedragen dan € 500.000 en voor die verbonden persoon geen schulden zijn als bedoeld in artikel 4.14a, zesde lid. Voor de toepassing van de eerste zin wordt onder een met de belastingplichtige verbonden persoon verstaan: een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de belastingplichtige of van zijn partner.
2.
Het bedrag van € 500.000, bedoeld in het eerste lid, geldt voor de verbonden persoon en zijn partner gezamenlijk.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op schulden als bedoeld in het eerste lid voor zover die schulden ingevolge artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, schulden van de belastingplichtige, zijn partner of de belastingplichtige tezamen met zijn partner zijn.
4.
Voor zover schulden op grond van het eerste lid bij meerdere belastingplichtigen als schulden als bedoeld in artikel 4.14a, eerste lid, in aanmerking worden genomen, wordt het ingevolge het eerste lid als schulden in aanmerking te nemen bedrag in gelijke delen bij ieder van hen in aanmerking genomen.
5.
Voor zover ter zake van de hoofdsom van schulden een regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.12, onderdeel a, niet zijnde een fictief regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, onderdeel f, in aanmerking is genomen, worden die schulden niet in aanmerking genomen als schulden als bedoeld in artikel 4.14a, eerste lid.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling van het maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, tweede lid, ingeval de belastingplichtige niet gedurende het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft.