Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof
Artikel 36 Wijzigingen
Geldend
Geldend vanaf 22-07-2004
- Bronpublicatie:
09-09-2002, Trb. 2004, 55 (uitgifte: 23-03-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-08-2008, Trb. 2008, 160 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Elke Staat kan, door middel van een schriftelijke mededeling gericht aan het Secretariaat van de Vergadering, voorstellen doen tot wijziging van dit Verdrag. Het Secretariaat verzendt deze mededeling aan alle Staten die Partij zijn en aan het Bureau van de Vergadering met het verzoek aan de Staten die Partij zijn het Secretariaat ervan in kennis te stellen of zij voorstander zijn van een Herzieningsconferentie van de Staten die Partij zijn teneinde het voorstel te bespreken.
2.
Indien, binnen drie maanden na de datum van verzending door het Secretariaat van de Vergadering, een meerderheid van de Staten die Partij zijn het Secretariaat ervan in kennis stelt dat zij voorstander is van een Herzieningsconferentie, brengt het Secretariaat het Bureau van de Vergadering op de hoogte met het oog op het bijeenroepen van een dergelijke conferentie bij de volgende gewone of speciale zitting van de Vergadering.
3.
Voor de aanneming van een wijziging waarover geen consensus kan worden bereikt, is een tweederde meerderheid vereist van de Staten die Partij zijn die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen, mits een meerderheid van de Staten die Partij zijn aanwezig is.
4.
Het Bureau van de Vergadering stelt de Secretaris-Generaal onmiddellijk in kennis van elke wijziging die bij een Herzieningsconferentie door de Staten die Partij zijn is aangenomen. De Secretaris-Generaal zendt elke bij een Herzieningsconferentie aangenomen wijziging aan alle Staten die Partij zijn en ondertekenende Staten.
5.
Een wijziging wordt ten aanzien van de Staten die Partij zijn die de wijziging hebben bekrachtigd of aanvaard van kracht zestig dagen nadat tweederde van de Staten die op de datum van aanneming van de wijziging Partij waren, akten van bekrachtiging of aanvaarding bij de Secretaris-Generaal hebben nedergelegd.
6.
Ten aanzien van elke Staat die Partij is die een wijziging na de nederlegging van het vereiste aantal akten van bekrachtiging of aanvaarding, bekrachtigt of aanvaardt, wordt de wijziging van kracht op de zestigste dag volgend op de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging of aanvaarding.
7.
Een Staat die Partij wordt bij dit Verdrag na de vankrachtwording van een wijziging in overeenstemming met het vijfde lid wordt, wanneer deze Staat geen andere intentie tot uitdrukking brengt:
- a.
geacht Partij bij dit Verdrag te zijn zoals gewijzigd; en
- b.
geacht Partij te zijn bij het ongewijzigde Verdrag met betrekking tot elke Staat die Partij is die niet door de wijziging gebonden is.