Besluit opleidingseisen arts
Bijlage 3 Lijst van vraagstukken rondom gezondheid en ziekte
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
14-06-2024, Stb. 2024, 169 (uitgifte: 19-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2024, Stb. 2024, 169 (uitgifte: 19-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
bij het Besluit opleidingseisen arts
I. Vraagstukken in relatie tot stoornissen van functies en/of anatomische eigenschappen van het menselijk lichaam
- A.
Stoornissen van functies van het menselijk lichaam
- –
Mentale functies
- –
Sensorische functies
- –
Stem en spraak
- –
Hart en bloedvatenstelsel
- –
Hematologisch systeem
- –
Afweersysteem
- –
Ademhalingsstelsel
- –
Spijsverteringsstelsel
- –
Metabool stelsel
- –
Hormoonstelsel
- –
Urogenitaal stelsel
- –
Reproductieve functies
- –
Bewegingssysteem
- –
Huid en adnexen
- B.
Stoornissen van anatomische eigenschappen van het menselijk lichaam
- –
Zenuwstelsel
- –
Oog en oor
- –
Neus, mond en keel
- –
Luchtwegen
- –
Hart en bloedvaten
- –
Lymfesysteem, milt en beenmerg
- –
Speekselklieren, slokdarm, maag, darmen, lever, galblaas en alvleesklier
- –
Endocriene klieren
- –
Urogenitale stelsel
- –
Steun- en bewegingsapparaat
- –
Huid en adnexen
- C.
Algemene, frequent voorkomende klachten, zoals moeheid, gewichtsverlies, gewichtstoename, koorts, pijn, zwelling, slapeloosheid
- D.
Acute, levensbedreigende problemen, zoals circulatie- en ademstilstand, shock, acute buik, delier, coma, ernstige (poly) traumata, ernstige verbrandingen
- E.
Vraagstukken in specifieke levensfasen1., zoals groei- en ontwikkelingsstoornissen, anticonceptie, stoornissen in reproductieve functies, zwangerschap (inclusief ongewenste zwangerschap), menopauze en klachten in de overgang, veroudering en verouderingsziekten, sterven.
II. Vraagstukken in relatie tot beperkingen in activiteiten & problemen met participatie
De juist afgestudeerde arts is in staat beperkingen en problemen op deze gebieden te herkennen en ter zake een adequaat (verwijs)beleid te voeren. Dat is vooral belangrijk als het gaat om gevolgen van chronisch ziek zijn, inclusief somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK).
De volgende gebieden worden onderscheiden:
A. Algemene en gezondheidsvaardigheden
- –
Leren en toepassen van kennis
In hoeverre is het individu in staat tot leren, toepassen van het geleerde, denken, oplossen van problemen en beslissen ten aanzien van het voorliggende probleem
- –
Algemene taken en eisen
In hoeverre is het individu in staat tot het uitvoeren van enkelvoudige of meervoudige taken, routinehandelingen en omgaan met stress ten aanzien van het voorliggende probleem
- –
Communicatie
In hoeverre is het individu in staat te communiceren via taal, tekens en symbolen ten aanzien van het voorliggende probleem
B. Activiteiten van het dagelijks leven
- –
Mobiliteit
In hoeverre spelen beperkingen in de mobiliteit een rol bij het functioneren
- –
Zelfverzorging
Het voor zichzelf zorgen, zich wassen en afdrogen, zorgdragen voor lichaam en lichaamsdelen, zich aankleden, eten en drinken, en zorgdragen voor eigen gezondheid
- –
Huishouden
In hoeverre wordt het uitvoeren van dagelijkse huishoudelijke activiteiten en taken beperkt.
C. Sociale omgeving en context
- –
Tussenmenselijke interacties en relaties
Welke rol speelt het voorliggende probleem bij het functioneren van het individu bij het uitvoeren van acties en taken die nodig zijn voor basale en complexe interacties met personen
- –
Belangrijke levensgebieden
Welke beperkingen in het functioneren zijn er bij het individu in het uitvoeren van taken en acties in het kader van opleiding, werk en beroep en het uitvoeren van economische transacties
- –
Maatschappelijk, sociaal en burgerlijk leven
Welke beperkingen in het functioneren van het individu spelen op het niveau van de acties en taken die nodig zijn om deel te nemen aan het maatschappelijke leven
III. Vraagstukken in relatie tot persoonlijke en externe factoren
De juist afgestudeerde arts is in staat de beïnvloedende factoren van het individu (persoonlijke factoren) en die van de omgeving (externe factoren) te herkennen en ter zake een adequaat (verwijs)beleid te voeren, mede met het oog op verbetering van aanpassing aan ziekte en beperkingen. In het bijzonder geldt dat ook voor:
A. Preventie
- –
Universele preventie, individueel en collectief
- –
Selectieve preventie, individueel en collectief
- –
Geïndiceerde preventie
- –
Zorggerelateerde preventie
B. Geweld/mishandeling in relaties tussen mensen, waaronder
- –
Partnergeweld
- –
Kindermishandeling
- –
Mishandeling van ouderen
C. Afwijkende zorgconsumptie
- –
Overconsumptie
- –
Onderconsumptie
D. Diversiteit
De rol van geslacht, gender, sociaaleconomische achtergrond en diversiteit in relatie tot stoornissen (van functies en/of anatomische eigenschappen van het menselijk lichaam)
IV. Vraagstukken in relatie tot specifieke perspectieven en contexten
Tot de thematiek waarbinnen de juist afgestudeerde arts zijn/haar kennis (bijlage 2) gebruikt en competenties (bijlage 1) toont, behoren ook de volgende vraagstukken:
- A.
Triage spoedeisende zorg
- B.
Basisopvang van traumapatiënt
- C.
Sportletsels
- D.
Abnormale bevindingen bij mensen zonder klachten
- E.
Multimorbiditeit
- F.
Kwetsbaarheid (‘frailty’)
- G.
Polyfarmacie
- H.
Verslaving
- I.
Chronische zorg
- –
Revalidatiezorg
- –
Verpleeghuis-/instellingszorg
- J.
Passende zorg
- –
Advance care planning
- –
Kostenbewustzijn
- –
Signaleren van onder- en overbehandeling
- K.
Palliatieve zorg
- L.
Begeleiden van het levenseinde
- M.
Moreel-ethische vragen
Voetnoten
In deze subcategorie is er bewust voor gekozen om in de titel ervan te spreken over vraagstukken en niet over stoornissen. De begeleiding van de normale zwangerschap en menopauze wordt als een gezondheidsvraagstuk gezien, ook al is geen sprake van een stoornis.