Einde inhoudsopgave
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
Artikel 108
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2017
- Bronpublicatie:
06-06-2017, Stb. 2017, 240 (uitgifte: 14-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2017, Stb. 2017, 111 (uitgifte: 24-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Veegwet wonen (25-01-2017, Stb. 25).
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
1.
Het reglement, bedoeld in artikel 55a, tweede lid, van de wet, bepaalt voorts dat:
- a.
toegelaten instellingen, dochtermaatschappijen en verbonden ondernemingen waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan die financiële derivaten gebruiken daartoe een liquiditeitsbuffer aanhouden van een zodanige omvang, dat daaruit, met inachtneming van redelijkerwijs voorzienbare beroepen daarop in verband met andere bedrijfsrisico’s dan dat gebruik, aan de uit dat gebruik voortvloeiende liquiditeitsverplichtingen ten gevolge van een daling van de vaste rente in de markt van rentederivaten met 2%-punt kan worden voldaan;
- b.
indien die liquiditeitsbuffer een geringere omvang heeft dan ingevolge onderdeel a vereist, de toegelaten instelling, de dochtermaatschappij en de verbonden onderneming waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan, dat terstond aan Onze Minister meedeelt en na overleg met hem maatregelen vaststelt om die situatie op te heffen en
- c.
de toegelaten instelling, de dochtermaatschappij en de verbonden onderneming waarvan de toegelaten instelling meer dan de helft van de bestuurders kan benoemen of ontslaan, geen payer swaps aantrekt, indien en zolang de omvang van die liquiditeitsbuffer zodanig gering is, dat niet kan worden voldaan aan de uit het gebruik van financiële derivaten voortvloeiende liquiditeitsverplichtingen ten gevolge van een daling van de vaste rente in de markt van rentederivaten met 1%-punt.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van het eerste lid, onderdeel a.