Einde inhoudsopgave
Jeugdwet
Artikel 7.3.12b [Inzage dossier bij vermoeden medische fout]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
05-06-2019, Stb. 2019, 224 (uitgifte: 24-06-2019, kamerstukken: 34994)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2019, Stb. 2019, 284 (uitgifte: 30-08-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Veiligheid en Justitie
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Jeugdbeleid / Algemeen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
Indien op grond van artikel 7.3.12a, eerste lid, onderdeel b, om inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden betrokkene wordt gevraagd vanwege een vermoeden van een medische fout en de jeugdhulpverlener de gevraagde inzage of het gevraagde afschrift niet verstrekt, verstrekt de jeugdhulpverlener op verzoek van degene die om de inzage of het afschrift heeft gevraagd inzage in of afschrift van de gegevens aan een door de verzoeker aangewezen onafhankelijke arts.
2.
De arts, bedoeld in het eerste lid, beoordeelt of het niet verstrekken van de inzage of het afschrift gerechtvaardigd is. Indien de arts van oordeel is dat het niet verstrekken niet gerechtvaardigd is, verstrekt de jeugdhulpverlener alsnog inzage of afschrift aan de verzoeker.