Einde inhoudsopgave
Besluit prudentiële regels Wft
Artikel 106b [Voldoende liquiditeit]
Geldend
Geldend vanaf 26-11-2021
- Bronpublicatie:
19-11-2021, Stb. 2021, 571 (uitgifte: 25-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-11-2021, Stb. 2021, 571 (uitgifte: 25-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
De liquiditeit van een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, van de wet is voldoende, indien wordt voldaan aan:
- a.
de liquiditeitsvereisten ingevolge deel 6 van de verordening kapitaalvereisten, indien het een beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten betreft;
- b.
de liquiditeitsvereisten ingevolge deel 5 van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen, indien het een beleggingsonderneming in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen betreft.
2.
Op beleggingsondernemingen als bedoeld in artikel 3:65 van de wet is van overeenkomstige toepassing:
- a.
het eerste lid, onderdeel a, voor zover het een beleggingsonderneming betreft waarop, indien zij haar zetel had gehad in een lidstaat, de verordening kapitaalvereisten van toepassing zou zijn;
- b.
het eerste lid, onderdeel b, voor zover het een beleggingsonderneming betreft waarop, indien zij haar zetel had gehad in een lidstaat, de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen van toepassing zou zijn.
3.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een beleggingsinstelling of een beheerder van een icbe die tevens een beleggingsdienst verleent op grond van artikel 2:67a, tweede lid, van de wet, respectievelijk artikel 2:69c, tweede lid, van de wet.