Einde inhoudsopgave
Beschikking 2009/337/EG tot vaststelling van de criteria voor de indeling van afvalvoorzieningen overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 22-04-2009
- Redactionele toelichting
De datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
20-04-2009, PbEU 2009, L 102 (uitgifte: 22-04-2009, regelingnummer: 2009/337/EG)
- Inwerkingtreding
22-04-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-2009, PbEU 2009, L 102 (uitgifte: 22-04-2009, regelingnummer: 2009/337/EG)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Beschikking van de Commissie van 20 april 2009 tot vaststelling van de criteria voor de indeling van afvalvoorzieningen overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG(1), en met name op artikel 22, lid 1, onder g),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Teneinde een gemeenschappelijke beoordeling van de in bijlage III bij Richtlijn 2006/21/EG vermelde criteria te waarborgen is het noodzakelijk, rekening houdend met de verschillende soorten afvalvoorzieningen en hun gedrag op korte en lange termijn en gedurende de hele exploitatiefase, een methodologie te specificeren en waar mogelijk grenswaarden vast te stellen.
- (2)
Vanuit technisch oogpunt moeten afvalvoorzieningen die uitsluitend inert afval of onverontreinigde grond bevatten, worden vrijgesteld van de beoordeling van de criteria voor de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen of gevaarlijk afval.
- (3)
De mogelijke gevaren die een afvalvoorziening oplevert, kunnen in de loop van de exploitatiefase en de sluiting van de voorziening sterk veranderen. Daarom dient de indeling van de voorziening waar nodig en minstens aan het eind van de exploitatiefase te worden getoetst.
- (4)
Om te kunnen beoordelen of er bij verlies van de integriteit van de constructie of een onjuiste exploitatie van een voorziening sprake is van levensgevaar en gevaar voor de gezondheid van de mens moet er bij de beoordeling van de significantie van dat levensgevaar of gevaar voor de gezondheid van de mens rekening worden gehouden met de feitelijke permanente aanwezigheid van mensen in de mogelijkerwijs getroffen gebieden.
- (5)
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18 van Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad(2) ingestelde comité,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: