Einde inhoudsopgave
Besluit militaire luchthavens
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2009
- Bronpublicatie:
06-02-2009, Stb. 2009, 72 (uitgifte: 19-02-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-10-2009, Stb. 2009, 438 (uitgifte: 30-10-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Vervoersrecht / Luchtvervoer
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
recreatieve burgerluchtvaart: het beoefenen van de luchtvaart in de vorm van zweefvliegen, sleepvliegen, motorsportvliegen, modelvliegen of zeilvliegen;
- b.
zweefvliegen: vliegen met een zweefvliegtuig of een motorzweefvliegtuig;
- c.
sleepvliegen: vliegen met een als sleepvliegtuig ingericht motorvliegtuig voor:
- 1°
vluchten voor het opslepen van zweefvliegtuigen;
- 2°
controlevluchten die noodzakelijkerwijs vóór de aanvang van het daadwerkelijk sleepvliegen moeten worden verricht;
- 3°
vluchten, al dan niet slepend, van en naar een andere luchthaven dan dat van stationering voor het overslepen van zweefvliegtuigen;
- 4°
vluchten voor het overbrengen van het sleepvliegtuig van en naar een andere luchthaven dan dat van stationering teneinde het aldaar in te zetten of er onderhoud aan te verrichten;
- d.
motorsportvliegen: niet beroepsmatig vliegen met een vastevleugelvliegtuig met schroefaandrijving, met inbegrip van ultralichte vliegtuigen, waarbij de vlucht uitsluitend het karakter van een sportvlucht draagt;
- e.
modelvliegen: gecontroleerd modelvliegen met modelluchtvaartuigen met een totale startmassa van ten hoogste 25 kg;
- f.
zeilvliegen: vliegen met een zweeftoestel met starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts kan worden gestart en geland door gebruik te maken van de benen van de bestuurder.