Einde inhoudsopgave
Besluit prudentiële regels Wft
Artikel 60a [Berekening minimumomvang toetsingsvermogen van betaalinstelling]
Geldend
Geldend vanaf 19-02-2019
- Bronpublicatie:
08-02-2019, Stb. 2019, 59 (uitgifte: 18-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
19-02-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-02-2019, Stb. 2019, 60 (uitgifte: 18-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een betaalinstelling, met uitzondering van een betaalinstelling die alleen betaalinitiatiediensten of rekeninginformatiediensten aanbiedt, wordt berekend met toepassing van met de Nederlandsche Bank overeengekomen methode A, B of C, bedoeld in bijlage B bij dit besluit.
2.
In afwijking van het eerste lid kan de Nederlandsche Bank indien een evaluatie van de risicobeheersingsprocessen, het verzamelen en vastleggen van risicoverliesgegevens en het interne controlesysteem en het bedrijfscontïnuïteitsbeheer van de betaalinstelling daartoe aanleiding geeft, de betaalinstelling verplichten een toetsingsvermogen aan te houden dat ten hoogste 20% hoger is dan het bedrag dat het resultaat is van de toepassing van een uit bijlage B gekozen methode, of de betaalinstelling toestaan een toetsingsvermogen aan te houden dat ten hoogste 20% lager is dan het bedrag dat het resultaat is van de uit bijlage B gekozen methode.