Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 5.53 (beoordelingsregels)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
23-03-2016, Stb. 2016, 156 (uitgifte: 26-04-2016, kamerstukken: 33962)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
20-03-2023, Stb. 2023, 89 (uitgifte: 22-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Voor de toepassing van artikel 5.52, eerste lid, zijn de artikelen 4.1 en 4.2, eerste lid, en de paragrafen 4.1.2 en 4.3.1 van overeenkomstige toepassing.
2.
Voor de toepassing van artikel 5.52, tweede lid, onder a, zijn de paragrafen 5.1.3 tot en met 5.1.5 en de op grond daarvan gestelde regels van overeenkomstige toepassing.
3.
Als de uitvoering van een projectbesluit, vastgesteld door gedeputeerde staten, onevenredig wordt belemmerd door regels die bij of krachtens een andere regeling van een gemeente dan een omgevingsplan of bij of krachtens een regeling van een waterschap zijn vastgesteld, kunnen die regels bij het projectbesluit of bij besluit van gedeputeerde staten om dringende redenen buiten toepassing worden gelaten.
4.
Als de uitvoering van een projectbesluit, vastgesteld door Onze Minister die het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onevenredig wordt belemmerd door regels die bij of krachtens een andere regeling van een gemeente dan een omgevingsplan of bij of krachtens een regeling van een provincie of waterschap zijn vastgesteld, kunnen die regels bij het projectbesluit of bij besluit van Onze Minister die het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, respectievelijk Onze Minister die het aangaat, om dringende redenen buiten toepassing worden gelaten.