Einde inhoudsopgave
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 29 [Verlof o.g.v. Jeugdwet]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
05-11-2014, Stb. 2014, 442 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken: 33983)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2014, Stb. 2014, 443 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
De directeur stelt een jeugdige die in een inrichting verblijft op grond van de tenuitvoerlegging van een machtiging in een geval als bedoeld in artikel 6.2.2, tweede lid, van de Jeugdwet in de gelegenheid de inrichting ten minste eenmaal per zes weken voor een periode van ten minste twaalf uren te verlaten bij wijze van verlof. Artikel 30, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
De directeur kan van het in het eerste lid bepaalde afwijken, indien naar zijn redelijk oordeel:
- a.
de mogelijkheid voor de jeugdige ontbreekt om het verlof op verantwoorde wijze door te brengen;
- b.
de jeugdige een gevaar voor zichzelf of de omgeving oplevert.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof. Deze betreffen in elk geval de criteria waaraan een jeugdige moet voldoen om voor het verlof in aanmerking te komen, de bevoegdheid tot en de wijze van verlening, weigering, beperking en intrekking alsmede de duur en frequentie van het verlof en de voorwaarden die aan het verlof kunnen worden verbonden.