Einde inhoudsopgave
Wet tarieven in strafzaken
Artikel 16 [Verzoek verdachte tot betaling voorschot. Terugbetaling. Verzoek kostenvergoeding, vrijstelling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
22-02-2017, Stb. 2017, 82 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34086)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stb. 2019, 507 (uitgifte: 24-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Algemeen
1.
De verdachte of de gerekwestreerde kan de krachtens artikel 14 bevoegde griffier verzoeken, vergoedingen als bedoeld in artikel 15 bij wijze van voorschot te zijnen behoeve aan de rechthebbenden te betalen. Het verzoek, dat schriftelijk moet worden gedaan, kan worden ingediend binnen 14 dagen nadat de beschikking tot toekenning van de vergoeding of de beschikking tot goedkeuring van de declaratie onherroepelijk is geworden. De griffier beslist zo spoedig mogelijk.
2.
Het voorschot dient binnen 3 maanden na het eindigen van de zaak te worden terugbetaald. Wordt aan de verplichting tot terugbetaling niet binnen de gestelde termijn voldaan, dan geschiedt invordering krachtens een door de griffier uit te vaardigen dwangbevel. Artikel 30 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken is van overeenkomstige toepassing.
3.
In strafzaken wordt na het eindigen van de zaak een verzoek, gedaan ingevolge lid 1, aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 529, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het wordt door de griffier zo spoedig mogelijk overgelegd aan het gerecht, bedoeld in dat artikel. De op grond van dat verzoek toegekende vergoeding wordt verrekend met het verleende voorschot.
4.
In zaken, als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, kan binnen 3 maanden na het eindigen van de zaak door de gewezen gerekwestreerde of zijn erfgenamen een verzoek om vrijstelling van de verplichting tot terugbetaling van het voorschot worden ingediend bij het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak tijdens de beëindiging daarvan heeft gediend of anders het laatst heeft gediend. Op het verzoek wordt beslist door de voorzieningenrechter of door de kantonrechter. De gevraagde vrijstelling wordt verleend voor zover de aanwending der kosten het belang van het onderzoek heeft gediend of door de intrekking van verzoekschrift of rechtsmiddelen door het Openbaar Ministerie nutteloos is geworden.
5.
Onze Minister van Justitie kan nadere regelen stellen.