Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’)
Artikel 138 Verplaatsingen van gehouden landdieren voor wetenschappelijke doeleinden en gedelegeerde handelingen
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2016
- Bronpublicatie:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Inwerkingtreding
20-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
1.
De bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming kan, mits de bevoegde autoriteit van de plaats van herkomst daarmee instemt, toestemming verlenen voor verplaatsingen van gehouden landdieren voor wetenschappelijke doeleinden naar het grondgebied van die lidstaat die niet voldoen aan de voorschriften van de afdelingen 1 tot en met 5 (artikelen 124 tot en met 136), met uitzondering van de artikelen 124 en 125, artikel 126, lid 1, onder b), ii), en artikel 127.
2.
De bevoegde autoriteit van de plaats van bestemming staat de in lid 1 bedoelde afwijkingen slechts toe onder de volgende voorwaarden:
- a)
de bevoegde autoriteiten van de plaats van bestemming en van de plaats van herkomst:
- i)
hebben overeenstemming bereikt over de voorwaarden voor dergelijke verplaatsingen;
- ii)
waarborgen dat de noodzakelijke risicobeperkingsmaatregelen zijn getroffen die waarborgen dat deze verplaatsingen geen gevaar opleveren voor de gezondheidsstatus onderweg en op de plaats van bestemming met betrekking tot de in de lijst opgenomen ziekten als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder d); en
- iii)
hebben, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van doorgang in kennis gesteld van de toegestane afwijking en van de voorwaarden waaronder deze is toegestaan; en
- b)
deze verplaatsingen van deze dieren verlopen onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van de plaats van oorsprong en de plaats van bestemming en, indien van toepassing, van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van doorgang.
3.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 264 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de regels voor het toestaan van afwijkingen door de bevoegde autoriteiten, als aanvulling op de in de leden 1 en 2 bedoelde regels.