Einde inhoudsopgave
Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels
Artikel 6a
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
12-06-2013, Stb. 2013, 242 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken: 33125)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2013, Stb. 2013, 243 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Inrichting wegverkeer
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
1.
Bij regeling van Onze Minister worden een of meer gestandaardiseerde uitrustingen vastgesteld die verschillen naar type gebruik of naar type ontwerp van de tunnel.
2.
Een gestandaardiseerde uitrusting als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Veiligheid en Justitie en:
- a.
indien uit een risicoanalyse, bedoeld in artikel 6, derde lid, blijkt dat bij toepassing van de gestandaardiseerde uitrusting in een tunnel met de fysieke kenmerken van de opengestelde of in aanbouw zijnde tunnels, aan de in artikel 6, eerste lid, genoemde norm wordt voldaan, en
- b.
nadat het Veiligheidsberaad, bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio's, in de gelegenheid is gesteld daarover advies uit te brengen.
3.
Onze Minister evalueert de gestandaardiseerde uitrustingen binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet van … tot wijziging van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels in verband met het vaststellen van een veiligheidsnorm en het stellen van regels omtrent het gebruik van gestandaardiseerde uitrustingen en in verband met wijzigingen in het totstandkomingsproces van wegtunnels (Stb. …), en vervolgens telkens na vijf jaar. Indien de evaluatie daar aanleiding toe geeft, past Onze Minister de gestandaardiseerde uitrustingen aan en stelt hij de Tweede Kamer der Staten-Generaal van deze aanpassing in kennis.