Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 414 [Oproeping]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 345 (uitgifte: 07-09-2022, kamerstukken: 36003)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-09-2022, Stb. 2022, 364 (uitgifte: 21-09-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De rechtbank stelt dag en uur vast, waartegen de vermiste moet worden opgeroepen. De oproep loopt op een termijn van een maand of zoveel langer als de rechtbank mocht bevelen. De oproeping geschiedt overeenkomstig de derde afdeling van de derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.
Indien de vermiste niet verschijnt, noch iemand voor hem opkomt die behoorlijk van het in leven zijn van de vermiste doet blijken, stelt de rechtbank de vermissing van de betrokkene vast, onverminderd haar bevoegdheid de beschikking, bedoeld in het eerste lid, eerst nog eenmaal te herhalen alsmede het horen van getuigen en de overlegging van bewijsstukken te gelasten, ten bewijze dat is voldaan aan de vereisten die artikel 413 stelt.
3.
De beschikking, houdende de vaststelling van vermissing van de betrokkene, vermeldt de dag vanaf welke de vermissing is vastgesteld. Als zodanig geldt de dag volgende op die van het laatste bericht waaruit blijkt dat de vermiste in leven was, tenzij er voldoende aanwijzingen zijn dat hij daarna nog enige tijd in leven was.
4.
De rechtbank kan tevens bepalen, dat de kosten die een verzoeker als bedoeld in artikel 413 lid 1 heeft gemaakt, ten laste van het vermogen van de vermiste worden gebracht.
5.
De vaststelling van vermissing heeft de rechtsgevolgen van een overlijden.