Einde inhoudsopgave
Protocol, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
Artikel 2 [Verklaringen]
Geldend
Geldend vanaf 17-10-2002
- Bronpublicatie:
29-11-1996, Trb. 1997, 40 (uitgifte: 20-02-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-10-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2002, Trb. 2002, 171 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
EU-recht / Instituties
1.
Elke Lid-Staat kan door middel van een bij de ondertekening van het Verdrag afgelegde verklaring of te allen tijde na de ondertekening ervan de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen om, bij wijze van prejudiciële beslissing een uitspraak te doen over de uitlegging van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en van het eerste Protocol daarbij erkennen op de in lid 2, onder a, of in lid 2, onder b, vermelde voorwaarden.
2.
Elke Lid-Staat die een verklaring in de zin van lid 1 aflegt, kan daarbij aangeven dat
- a.
elke rechterlijke instantie van die Lid-Staat waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraag die in een bij deze instantie aanhangige zaak aan de orde is gekomen en die betrekking heeft op de uitlegging van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en van het eerste Protocol daarbij, indien deze rechterlijke instantie een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, of
- b.
elke rechterlijke instantie van die Lid-Staat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen kan verzoeken, bij wijze van prejudiciële beslissing, een uitspraak te doen over een vraag die in een bij deze instantie aanhangige zaak aan de orde is gekomen en die betrekking heeft op de uitlegging van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en van het eerste Protocol daarbij, indien deze rechterlijke instantie een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis.