Einde inhoudsopgave
Wet onderstandsregeling ingevolge artikel 2 van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië
Artikel 20
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1998
- Bronpublicatie:
24-12-1997, Stb. 1997, 773 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 25189)
- Inwerkingtreding
01-04-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-02-1998, Stb. 1998, 127 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Wanneer iemand, in het genot van een blijvende onderstand, veroordeeld is tot plaatsing in een door het openbaar gezag ingestelde werkinrichting, tot een vrijheidsstraf voor de tijd van drie maanden of tot enige zwaardere straf, mist hij gedurende de tijd, dat hij zijn straf ondergaat of zich daaraan onttrekt, het genot van die onderstand.
2.
Ten aanzien van hem, die zijn straf ondergaat of zich door de vlucht aan de tenuitvoerlegging van het vonnis onttrekt, is Onze Minister voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen bevoegd om:
- a.
gedurende die tijd over de onderstand van de veroordeelde te beschikken ten behoeve van zijn vrouw of van zijn minderjarige afstammelingen in de rechte linie tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat of van zijn bloedverwanten in de opgaande linie;
- b.
voorzover van de onder a bedoelde bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, hem, die uit de werkinrichting of uit de gevangenis is ontslagen, in het genot te stellen van een uitkering, welke bij een straftijd van minder dan een jaar de helft van het bedrag van de onderstand over die straftijd, en bij een straftijd van langere duur de helft van het jaarlijkse bedrag van de onderstand niet te boven gaat.