Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 21-03-2008
- Bronpublicatie:
11-03-2008, PbEU 2008, L 81 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/30/EG)
- Inwerkingtreding
21-03-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2008, PbEU 2008, L 81 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/30/EG)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, onder g,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (3), Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (4), Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (5) en Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (6) schrijven momenteel voor dat de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening moet worden gecontroleerd door een of meer personen die hiertoe bevoegd zijn.
- (2)
De voorwaarden voor de toelating van voor de uitvoering van de wettelijke controle van jaarrekeningen verantwoordelijke personen zijn vastgelegd in Achtste Richtlijn 84/253/EEG van de Raad van 10 april 1984 inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden (7).
- (3)
Omdat een geharmoniseerde aanpak van de problematiek van de wettelijke controle van jaarrekeningen in de Gemeenschap ontbrak, heeft de Commissie in haar mededeling van 1998 betreffende ‘de Wettelijke controle in de Europese Unie: verdere maatregelen’ (8) voorgesteld een comité wettelijke controle van jaarrekeningen in het leven te roepen, dat in nauw overleg met het auditberoep en de lidstaten verdere maatregelen op dit terrein zou uitwerken.
- (4)
Op basis van de werkzaamheden van dit comité heeft de Commissie op 15 november 2000 een aanbeveling inzake ‘waarborging van de kwaliteit van de wettelijke controle in de Europese Unie: minimumvereisten’ (9) gepubliceerd en op 16 mei 2002 een andere aanbeveling over ‘de onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant in de EU: basisbeginselen’ (10).
- (5)
Deze richtlijn beoogt een hoge mate van — maar geen volledige — harmonisatie van de voorschriften inzake de wettelijke controle van jaarrekeningen tot stand te brengen. Een lidstaat die de wettelijke controle van jaarrekeningen eist, kan strengere voorschriften hanteren, tenzij in deze richtlijn anders bepaald.
- (6)
De vakbekwaamheid op het gebied van controle van jaarrekeningen die de wettelijke auditor op grond van deze richtlijn hebben verworven, wordt als gelijkwaardig beschouwd. De lidstaten mogen bijgevolg niet meer kunnen verlangen dat de meerderheid van de stemrechten in een auditkantoor in het bezit moet zijn van of dat de meerderheid van de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van een auditkantoor moet bestaan uit wettelijke auditors die aldaar zijn toegelaten.
- (7)
Voor de uitvoering van wettelijke controles van jaarrekeningen is een adequate kennis vereist van vakgebieden zoals vennootschapsrecht, belastingrecht en socialezekerheidsrecht. Deze kennis dient te worden getoetst voordat een wettelijke auditor uit een andere lidstaat kan worden toegelaten.
- (8)
Ter bescherming van derden dienen alle toegelaten wettelijke auditors en auditkantoren te worden ingeschreven in een register dat toegankelijk is voor het publiek en dat alle essentiële gegevens over wettelijke auditors en auditkantoren bevat.
- (9)
Wettelijke auditors dienen de hoogste ethische normen in acht te nemen. Zij moeten derhalve aan een strenge beroepsethiek onderworpen zijn, die ten minste betrekking heeft op hun verantwoordelijkheid voor het openbaar belang, hun integriteit en objectiviteit, alsmede hun vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De verantwoordelijkheid van de wettelijke auditors voor het openbaar belang houdt in dat een grotere kring van personen en instellingen vertrouwt op de kwaliteit van het werk van deze wettelijke auditors. Controles van de jaarrekeningen van goede kwaliteit dragen bij aan een behoorlijke werking van de markten door de integriteit en efficiëntie van de jaarrekeningen te vergroten. De Commissie kan bij wijze van minimumvoorschriften uitvoeringsmaatregelen inzake de beroepsethiek vaststellen. Daarbij zouden de beginselen in de Code of Ethics van de International Federation of Accountants (IFAC) in aanmerking genomen kunnen worden.
- (10)
Het is van belang dat wettelijke auditors en auditkantoren de privacy van hun cliënten respecteren. Zij dienen derhalve onderworpen te zijn aan strikte regels op het gebied van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim. Deze regels mogen evenwel geen belemmering vormen voor de correcte handhaving van deze richtlijn. Deze geheimhoudingsregels dienen eveneens van toepassing te zijn op wettelijke auditors en auditkantoren die niet langer betrokken zijn bij een specifieke controleopdracht.
- (11)
Wettelijke auditors en auditkantoren dienen onafhankelijk te zijn wanneer zij wettelijke controles van jaarrekeningen uitvoeren. Zij kunnen de gecontroleerde entiteit informeren over kwesties die verband houden met de controle, maar moeten zich afzijdig houden van de interne besluitvormingsprocessen van de gecontroleerde entiteit. Indien zij in een situatie komen te verkeren waarin de bedreiging voor hun onafhankelijkheid, zelfs na het nemen van veiligheidsmaatregelen om die bedreiging in te perken, te groot is, dienen zij de controleopdracht neer te leggen of ervan af te zien. De conclusie dat er een relatie bestaat die de onafhankelijkheid van de auditor in het gedrang brengt, kan voor de relatie tussen de auditor en de gecontroleerde entiteit anders uitvallen dan voor die tussen het netwerk en de gecontroleerde entiteit. Wanneer een groepsauditor als bedoeld in artikel 2, punt 14, of een soortgelijke entiteit als bedoeld in artikel 45 van Richtlijn 86/635/EEG krachtens nationale voorschriften lid mag of moet zijn van een controle-entiteit zonder winstoogmerk, zou een objectieve, redelijke en goed ingelichte partij niet tot de conclusie komen dat de op lidmaatschap berustende relatie de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor in het gedrang brengt, op voorwaarde dat, wanneer een dergelijke entiteit een wettelijke controle van jaarrekeningen bij één van haar leden uitvoert, de beginselen van onafhankelijkheid van toepassing zijn op de auditors die de controle van een jaarrekening uitvoeren, alsmede op degenen die wellicht invloed kunnen uitoefenen op de wettelijke controle van jaarrekeningen. Bedreigingen voor de onafhankelijkheid van een wettelijke auditor of auditkantoor zijn bijvoorbeeld een direct of indirect financieel belang in de gecontroleerde entiteit en de verrichting van bijkomende niet-controlediensten. Ook kan de hoogte van het van één gecontroleerde entiteit ontvangen honorarium en/of de honorariumstructuur een bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van een wettelijke auditor of auditkantoor. Tot de veiligheidsmaatregelen die kunnen worden genomen om deze bedreiging af te zwakken of weg te nemen, behoren verboden, beperkingen, andere beleids- en proceduremaatregelen alsmede openbaarmaking. Wettelijke auditors en auditkantoren dienen de verrichting van bijkomende niet-controlediensten die hun onafhankelijkheid in het gedrang brengen, te weigeren. De Commissie kan bij wijze van minimumvoorschriften uitvoeringsmaatregelen inzake de onafhankelijkheid vaststellen. Daarbij kan de Commissie rekening houden met de beginselen in haar reeds aangehaalde Aanbeveling van 16 mei 2002 over ‘de onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant in de EU: basisbeginselen’. Om de onafhankelijkheid van wettelijke auditors te kunnen bepalen, dient het begrip ‘netwerk’ waarvan wettelijke auditors deel uitmaken, duidelijk te zijn. In dit verband dienen verscheidene omstandigheden in aanmerking te worden genomen, zoals gevallen waarin een structuur als netwerk kan worden gedefinieerd omdat deze op winst- of kostendeling gericht is. De criteria om aan te tonen dat er sprake is van een netwerk, dienen aan de hand van alle bekende feitelijke omstandigheden, zoals het bestaan van gezamenlijke vaste cliënten, te worden beoordeeld en afgewogen.
- (12)
In geval van zelftoetsing of een eigen belang dient, waar dit dienstig is om de onafhankelijkheid van de wettelijke auditors of auditkantoren te waarborgen, de lidstaat en niet de wettelijke auditor of het auditkantoor te kunnen bepalen of de wettelijke auditor of het auditkantoor de controleopdracht van een cliënt dient neer te leggen of daarvan dient af te zien. Dit mag evenwel niet leiden tot een situatie waarin de lidstaten een algemene verplichting hebben te voorkomen dat de wettelijke auditors of auditkantoren niet-controlediensten voor hun cliënten verrichten. Om te bepalen of het in geval van een eigen belang of zelftoetsing beter is dat een wettelijke auditor of een auditkantoor geen wettelijke controles uitvoert om zijn onafhankelijkheid te waarborgen, dient o.a. in aanmerking te worden genomen of de gecontroleerde organisatie van openbaar belang al dan niet effecten heeft uitgegeven die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (11).
- (13)
Het is van belang dat alle bij het Gemeenschapsrecht voorgeschreven wettelijke controles van de jaarrekeningen steeds van goede kwaliteit zijn. Deze controles dienen derhalve te worden uitgevoerd met inachtneming van internationale controlestandaarden. Deze internationale controlestandaarden dienen te worden genomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (12). Een technisch comité of een groep inzake wettelijke controles van jaarrekeningen zal de Commissie bijstaan bij de beoordeling van de technische degelijkheid van alle internationale controlestandaarden en dient hierbij ook het stelsel van publieke toezichthoudende instanties van de lidstaten te betrekken. Om een maximale harmonisatie te bereiken, mag het de lidstaten alleen worden toegestaan aanvullende nationale procedures of voorschriften voor de wettelijke controle van jaarrekeningen verplicht te stellen indien deze voortvloeien uit specifieke nationale wettelijke vereisten die met het voorwerp van de wettelijke controle van jaarrekeningen of de geconsolideerde jaarrekeningen verband houden, d.w.z. dat deze voorschriften niet zijn vervat in de goedgekeurde internationale controlestandaarden. De lidstaten kunnen deze aanvullende procedures voor de wettelijke controle van jaarrekeningen handhaven, totdat de procedures of voorschriften zijn vervat in later goedgekeurde internationale controlestandaarden. Mochten de goedgekeurde ISA's evenwel controlewerkzaamheden bevatten waarvan de uitvoering tot een specifiek juridisch conflict met het nationaal recht zou leiden als gevolg van specifieke nationale voorschriften inzake het voorwerp van de controle van jaarrekeningen, kunnen de lidstaten het conflicterende gedeelte van de internationale controlestandaarden uitsluiten zolang dit conflict bestaat, mits de in artikel 26, lid 3, genoemde maatregelen worden genomen. Elke toevoeging of uitsluiting door de lidstaten dient bij te dragen tot een grote mate van geloofwaardigheid van de jaarrekeningen van ondernemingen en dient bevorderlijk te zijn voor het openbaar belang. Dit houdt in dat de lidstaten bijvoorbeeld een bijkomend verslag van de wettelijke auditors gericht aan het toezichthoudende orgaan kunnen eisen of andere verslaggevings- of controle-eisen kunnen stellen op basis van de nationale regelgeving inzake deugdelijk bestuur.
- (14)
Opdat een internationale controlestandaard door de Commissie wordt goedgekeurd voor toepassing in de Gemeenschap, moet deze internationaal algemeen aanvaard zijn en tevens volgens een open en transparante procedure en met volledige medewerking van alle belanghebbenden zijn opgesteld, zodat hij de geloofwaardigheid van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen vergroot en bevorderlijk is voor het Europees openbaar belang. De noodzaak van goedkeuring van een International Auditing Practice Statement als onderdeel van een standaard dient overeenkomstig Besluit 1999/468/EG per geval te worden beoordeeld. De Commissie dient er zorg voor te dragen dat voorafgaand aan het goedkeuringsproces wordt onderzocht of aan deze eisen is voldaan, en aan het door deze richtlijn ingestelde comité verslag uit te brengen over het resultaat van dit onderzoek.
- (15)
In geval van geconsolideerde jaarrekeningen is het van belang dat de verantwoordelijkheden van de wettelijke auditors die onderdelen van de groep controleren, duidelijk zijn afgebakend. Daartoe dient de groepsauditor de volledige verantwoordelijkheid te dragen voor de controleverklaring.
- (16)
Om vennootschappen die dezelfde standaarden voor jaarrekeningen toepassen beter met elkaar te kunnen vergelijken en om het publieke vertrouwen in de controlefunctie te versterken, kan de Commissie een gemeenschappelijke controleverklaring invoeren voor de wettelijke controle van jaarrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen die op basis van goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen zijn opgesteld, tenzij op communautair niveau een passende standaard voor deze verklaring is goedgekeurd.
- (17)
Regelmatige inspecties vormen een goed instrument om tot wettelijke controles van de jaarrekeningen te komen die constant van degelijke kwaliteit zijn. Wettelijke auditors en auditkantoren dienen daarom onderworpen te zijn aan een kwaliteitsborgingsstelsel dat op zodanige wijze is opgezet dat het los staat van de wettelijke auditors en auditkantoren die in het kader ervan worden beoordeeld. Met het oog op de toepassing van artikel 29 inzake kwaliteitsborgingsstelsels kunnen de lidstaten beslissen dat wanneer afzonderlijke wettelijke auditors een gezamenlijk kwaliteitsborgingsbeleid hebben, alleen de vereisten ten aanzien van auditkantoren in aanmerking hoeven te worden genomen. De lidstaten kunnen het kwaliteitsborgingsstelsel zodanig opzetten dat elke afzonderlijke wettelijke auditor ten minste om de zes jaar aan een kwaliteitsbeoordeling wordt onderworpen. In dit verband dient de financiering van het kwaliteitsborgingsstelsel gevrijwaard te zijn van oneigenlijke beïnvloeding. De Commissie dient de bevoegdheid te hebben om uitvoeringsmaatregelen goed te keuren op punten die van belang zijn voor de organisatie van kwaliteitsborgingsstelsels en met betrekking tot de financiering daarvan, wanneer het publieke vertrouwen in het kwaliteitsborgingsstelsel ernstig is geschaad. De stelsels van publiek toezicht van de lidstaten dienen aangemoedigd te worden om tot een gecoördineerde benadering van de uitvoering van kwaliteitsbeoordelingen te komen, teneinde onnodige lasten voor de betrokken partijen te voorkomen.
- (18)
Onderzoeken en passende sancties dragen bij tot de preventie en bestraffing van inadequaat uitgevoerde wettelijke controles van de jaarrekeningen.
- (19)
De wettelijke auditors en auditkantoren dienen hun werk met de vereiste zorg uit te voeren en dienen derhalve aansprakelijk gesteld te kunnen worden voor financiële schade die een gevolg is van het ontbreken van de vereiste zorg. De mogelijkheid om een beroeps-WA-verzekering af te sluiten kan afhankelijk worden gesteld van de vraag of voor wettelijke auditors en auditkantoren een onbeperkte financiële aansprakelijkheid geldt. De Commissie zal deze kwestie onderzoeken, rekening houdend met het feit dat de aansprakelijkheidsregelingen van de lidstaten aanzienlijke verschillen kunnen vertonen.
- (20)
De lidstaten dienen een doeltreffend stelsel op te zetten voor de uitoefening van publiek toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren. Dit stelsel dient gebaseerd te zijn op het beginsel dat het toezicht wordt uitgeoefend door de lidstaat van herkomst. De op het publiek toezicht van toepassing zijnde wettelijke regelingen dienen een doeltreffende samenwerking op Gemeenschapsniveau van de toezichtsactiviteiten van de lidstaten mogelijk te maken. Het stelsel van publiek toezicht dient te worden beheerd door personen die zelf geen beroepsbeoefenaars zijn, maar voldoende bekend zijn met de vakgebieden die van belang zijn voor de wettelijke controle van jaarrekeningen. De niet-beroepsbeoefenaars kunnen specialisten zijn die nooit verbonden zijn geweest met het auditberoep, dan wel voormalige wettelijke auditors. De lidstaten kunnen echter toestaan dat een minderheid van wettelijke auditors wordt betrokken bij het beheer van het stelsel van publiek toezicht. De nationale bevoegde autoriteiten dienen onderling samen te werken wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun taken op het gebied van het toezicht op de wettelijke auditors en auditkantoren die door hen zijn toegelaten. Een dergelijke samenwerking kan er in aanzienlijke mate toe bijdragen dat de wettelijke controle van jaarrekeningen in de Gemeenschap steeds van hoge kwaliteit is. Aangezien op Europees niveau moet worden gezorgd voor efficiënte samenwerking en coördinatie tussen de door de lidstaten aangewezen bevoegde autoriteiten, mag de aanwijzing van één voor de samenwerking verantwoordelijke instelling niet beletten dat elke autoriteit rechtstreeks samenwerkt met de overige bevoegde autoriteiten van de lidstaten.
- (21)
Om naleving van artikel 32, lid 3 (Beginselen van het publiek toezicht) te waarborgen, wordt een persoon die geen beroepsbeoefenaar is, geacht voldoende bekend te zijn met de vakgebieden die voor de wettelijke controle van jaarrekeningen van belang zijn, als hij op grond van vroegere beroepsuitoefening bekwaam is of als hij kennis bezit op ten minste een van de in artikel 8 genoemde vakgebieden.
- (22)
De wettelijke auditor of het auditkantoor dient te worden benoemd door de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering van de gecontroleerde entiteit. Om de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor te beschermen, is het van belang dat deze alleen kan worden ontslagen wanneer daar gegronde redenen toe zijn, die aan de voor het publiek toezicht verantwoordelijke autoriteit of autoriteiten dienen te worden meegedeeld.
- (23)
Aangezien organisaties van openbaar belang sterker in de kijker lopen en economisch belangrijker zijn, dienen er aan de wettelijke controle van hun jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening strengere eisen te worden gesteld.
- (24)
Auditcomités en doeltreffende internebeheersingssystemen dragen ertoe bij dat de financiële, operationele en nalevingsrisico's tot een minimum worden gereduceerd en verhogen tevens de kwaliteit van de financiële verslaggeving. De lidstaten kunnen rekening houden met de Aanbeveling van de Commissie van 15 februari 2005 betreffende de taak van niet bij het dagelijks bestuur betrokken bestuurders of commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen en betreffende de comités van de raad van bestuur of van de raad van commissarissen (13), waarin de instelling en het functioneren van auditcomités worden uiteengezet. De lidstaten kunnen bepalen dat de aan het auditcomité of een orgaan met soortgelijke bevoegdheden toegewezen taken worden uitgevoerd door het leidinggevende of het toezichthoudende orgaan als geheel. Wettelijke auditors en auditkantoren zijn op geen enkele wijze onderworpen aan het auditcomité, wat de in artikel 41 bedoelde taken daarvan betreft.
- (25)
De lidstaten kunnen besluiten organisaties van openbaar belang die instellingen voor collectieve belegging zijn waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, vrij te stellen van de verplichting tot het hebben van een auditcomité. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het niet altijd passend is van een auditcomité gebruik te maken wanneer de functie van een instelling voor collectieve belegging uitsluitend bestaat in het bijeenbrengen van de activa. De financiële verslaggeving en aanverwante risico's zijn niet vergelijkbaar met die van andere organisaties van openbaar belang. Bovendien opereren instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en hun beheermaatschappijen binnen een strikt omschreven regelgevingskader en zijn onderworpen aan specifieke bestuursmechanismen, zoals controles door hun bewaarders. Ten aanzien van instellingen voor collectieve belegging die niet zijn geharmoniseerd uit hoofde van Richtlijn 85/611/EEG (14), maar onderworpen zijn aan veiligheidsmaatregelen die gelijkwaardig zijn aan die waarin laatstgenoemde richtlijn voorziet, dienen de lidstaten in dit bijzondere geval de mogelijkheid te hebben om te bepalen dat zij op dezelfde wijze worden behandeld als geharmoniseerde instellingen voor collectieve belegging in de Gemeenschap.
- (26)
Ter versterking van de onafhankelijkheid van de wettelijke auditors van organisaties van openbaar belang dient/dienen de voornaamste vennoot/vennoten die deze organisaties controleert/controleren, te rouleren. Daartoe dienen de lidstaten te bepalen dat de voornaamste vennoot/vennoten bij een gecontroleerde organisatie wordt/worden vervangen, terwijl wordt toegestaan dat het auditkantoor waaraan de voornaamste vennoot/vennoten verbonden is/zijn, de wettelijke auditor van die instelling blijft. Bij wijze van alternatief mag een lidstaat die dit passend acht om de gestelde doelen te verwezenlijken, onverminderd artikel 42, lid 2, een wisseling van auditkantoor verlangen.
- (27)
Als gevolg van de verwevenheid van de kapitaalmarkten is het tevens noodzakelijk dat auditors van derde landen degelijk werk afleveren wanneer dit van belang is voor de Europese kapitaalmarkt. De betrokken auditors dienen bijgevolg in een register te worden ingeschreven, zodat zij onderworpen zijn aan kwaliteitsbeoordelingen en aan de onderzoeks- en sanctieregeling. Vrijstellingen op basis van wederkerigheid dienen mogelijk te zijn na een door de Commissie in samenwerking met de lidstaten verrichte gelijkwaardigheidstoetsing. Een instelling die effecten heeft uitgegeven die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG, dient evenwel altijd te worden gecontroleerd door een auditor die hetzij is ingeschreven in een lidstaat, hetzij onder toezicht staat van de bevoegde autoriteiten van het derde land waaruit hij komt, indien de Commissie of een lidstaat heeft erkend dat dat derde land voldoet aan vereisten die gelijkwaardig zijn aan de in de Gemeenschap gehanteerde vereisten inzake toezichtbeginselen, kwaliteitsborgingsstelsels en onderzoeks- en sanctieregelingen, en indien de erkenning op wederkerigheid berust. Indien een lidstaat een kwaliteitsborgingsstelsel van een derde land als gelijkwaardig aanmerkt, betekent dit niet dat andere lidstaten verplicht zijn tot het aanvaarden van deze nationale gelijkwaardigheidsbeoordeling, en maakt dit het besluit van de Commissie ook niet overbodig.
- (28)
Gezien de complexiteit van controles van de jaarrekeningen bij internationale groepen is een goede samenwerking vereist tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en die van derde landen. De lidstaten dienen er dan ook op toe te zien dat controle- en andere documenten via de nationale bevoegde autoriteiten toegankelijk zijn voor bevoegde autoriteiten van derde landen. Teneinde de rechten van de betrokken partijen te beschermen en deze controle- en andere documenten tegelijkertijd gemakkelijk toegankelijk te maken, is het aangewezen dat het de lidstaten wordt toegestaan de bevoegde autoriteiten van derde landen directe toegang tot deze documenten te verlenen, mits de betrokken nationale bevoegde autoriteit daarmee instemt. Een van de relevante criteria voor het verlenen van toegang is of de bevoegde autoriteiten van derde landen voldoen aan de door de Commissie adequaat bevonden vereisten. In afwachting van een besluit van de Commissie kunnen de lidstaten de adequaatheid van de vereisten beoordelen, hetgeen het besluit van de Commissie onverlet laat.
- (29)
Het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 36 en 47 dient te geschieden overeenkomstig de voorschriften voor de overdracht van persoonsgegevens aan derde landen, die zijn opgenomen in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (15).
- (30)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden genomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG en rekening houdend met de verklaring over de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake financiële diensten die de Commissie op 5 februari 2002 in het Europees Parlement heeft afgelegd.
- (31)
Het Europees Parlement dient over een termijn van drie maanden te beschikken, te rekenen vanaf de eerste indiening van ontwerp-amendementen en -uitvoeringsmaatregelen, om deze te bestuderen en advies uit te brengen. In urgente en naar behoren gemotiveerde gevallen moet deze termijn echter ingekort kunnen worden. Indien binnen die termijn door het Europees Parlement een resolutie wordt aangenomen, moet de Commissie de ontwerp-amendementen of -maatregelen opnieuw onderzoeken.
- (32)
Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de toepassing van één enkele set van internationale controlestandaarden, de actualisering van de scholingseisen, de definitie van de beroepsethiek en de technische tenuitvoerlegging van de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderling en tussen deze autoriteiten en de autoriteiten van derde landen, met het oog op de verdere verbetering en harmonisatie van de kwaliteit van de wettelijke controle van jaarrekeningen in de Gemeenschap en de bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten onderling en met derde landen met de bedoeling het vertrouwen in de wettelijke controle van jaarrekeningen te versterken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van de richtlijn, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (33)
Teneinde de relatie tussen de wettelijke auditor of het auditkantoor en de gecontroleerde entiteit transparanter te maken, dienen de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG zodanig te worden gewijzigd dat zij voorschrijven dat het honorarium voor de wettelijke controle van jaarrekeningen en het honorarium voor niet-controlediensten in de toelichting bij de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening moeten worden vermeld.
- (34)
Richtlijn 84/253/EEG dient te worden ingetrokken omdat deze richtlijn niet alle regels — zoals extern toezicht, tuchtregelingen en kwaliteitsborgingsstelsels — bevat die voor een passende controle-infrastructuur moeten zorgen en omdat zij geen specifieke regels vaststelt voor de samenwerking op toezichtgebied tussen de lidstaten onderling en met derde landen. Met het oog op de rechtszekerheid is het niettemin noodzakelijk dat duidelijk wordt gesteld dat wettelijke auditors en auditkantoren die overeenkomstig Richtlijn 84/253/EEG zijn toegelaten, worden beschouwd als zijnde toegelaten overeenkomstig deze richtlijn,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 157 van 28.6.2005, blz. 115.
Advies van het Europees Parlement van 28 september 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 april 2006.
PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16).
PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG.
PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG.
PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2003/51/EG.
PB L 126 van 12.5.1984, blz. 20.
PB C 143 van 8.5.1998, blz. 12.
PB L 91 van 31.3.2001, blz. 91.
PB L 191 van 19.7.2002, blz. 22.
PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB L 52 van 25.2.2005, blz. 51.
Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9).
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).