Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt
Artikel 35 Wederzijdse bijstand bij afwijkingen in specifieke gevallen
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2006
- Bronpublicatie:
12-12-2006, PbEU 2006, L 376 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 2006/123/EG)
- Inwerkingtreding
28-12-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2006, PbEU 2006, L 376 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 2006/123/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
1.
Wanneer een lidstaat voornemens is een maatregel als bedoeld in artikel 18 te nemen, is, onverminderd gerechtelijke procedures, waaronder inleidende procedures en handelingen die worden uitgevoerd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, de procedure van de leden 2 tot en met 6 van dit artikel van toepassing.
2.
De in lid 1 bedoelde lidstaat vraagt de lidstaat van vestiging maatregelen tegen de betrokken dienstverrichter te nemen en verstrekt die lidstaat alle relevante informatie over de betrokken dienst en de omstandigheden terzake[lees: ter zake].
De lidstaat van vestiging gaat onverwijld na of de dienstverrichter zijn activiteiten rechtmatig uitoefent en of de aan het verzoek ten gronde liggende feiten juist zijn. Hij deelt de verzoekende lidstaat onverwijld de genomen of beoogde maatregelen mede, dan wel, in voorkomend geval, de redenen waarom hij geen maatregelen neemt.
3.
Na de in lid 2, tweede alinea, bedoelde mededeling van de lidstaat van vestiging stelt de verzoekende lidstaat de Commissie en de lidstaat van vestiging in kennis van zijn voornemen maatregelen te nemen en geeft daarbij aan:
- a)
waarom de door de lidstaat van vestiging genomen of beoogde maatregelen naar zijn oordeel ongepast zijn;
- b)
waarom de door hem beoogde maatregelen naar zijn oordeel aan de in artikel 18 bedoelde voorwaarden voldoen.
4.
De maatregelen kunnen niet eerder dan vijftien werkdagen na de in lid 3 bedoelde datum van kennisgeving worden genomen.
5.
Onverminderd de bevoegdheid van de verzoekende lidstaat om na het verstrijken van de in lid 4 bedoelde termijn de betrokken maatregelen te nemen, gaat de Commissie onverwijld na of de maatregelen waarvan zij in kennis is gesteld, verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.
Wanneer de Commissie tot de conclusie komt dat de maatregelen niet verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, stelt zij een beschikking vast waarin de betrokken lidstaat wordt verzocht van de beoogde maatregelen af te zien of de maatregelen in kwestie onmiddellijk te beëindigen.
6.
In spoedeisende gevallen kan de lidstaat die voornemens is een maatregel te nemen, van de leden 2, 3 en 4 afwijken. De Commissie en de lidstaat van vestiging worden in dat geval onverwijld van de maatregelen in kennis gesteld, met opgave van de redenen waarom er volgens de lidstaat sprake is van een spoedeisend karakter.