Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafrecht BES
Artikel 79m
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2020
- Bronpublicatie:
17-05-2010, Stb. 2010, 350 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken: 31959)
- Inwerkingtreding
01-08-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-07-2020, Stb. 2020, 289 (uitgifte: 24-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan worden opgelegd, indien
- a.
het een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- b.
de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist, en
- c.
de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
2.
De maatregel kan ook worden opgelegd indien de verdachte het feit wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet volledig kan worden toegerekend.
3.
De rechter legt de maatregel slechts op na een daartoe strekkend, met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies van een of meer gedragsdeskundigen die de betrokkene hebben onderzocht. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend kan de rechter hier slechts gebruik van maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.
4.
Het derde lid blijft buiten toepassing indien de betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk maken de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel ieder van hen afzonderlijk over de reden van weigering rapport op. De rechter doet zich zoveel mogelijk een ander advies of rapport, dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de oplegging van de maatregel kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de betrokkene wel bereid is om medewerking te verlenen, overleggen.
5.
Indien de maatregel is opgelegd draagt, draagt Onze Minister van Justitie de tenuitvoerlegging op aan een door Onze Minister van Justitie aangewezen inrichting.
6.
De maatregel geldt voor de tijd van twee jaar. De termijn gaat in nadat de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden. De maatregel vervalt bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij de betrokkene wederom een dergelijke maatregel wordt opgelegd.
7.
De termijn van de maatregel loopt niet:
- a.
gedurende de tijd dat aan de veroordeelde uit anderen hoofde rechtens zijn vrijheid is ontnomen en gedurende de tijd dat hij uit zodanige vrijheidsbeneming ongeoorloofd afwezig is.
- b.
wanneer de veroordeelde zich langer dan een week ongeoorloofd afwezig is uit de plaats die voor de tenuitvoerlegging van de maatregel is aangewezen.
8.
De rechter, die de maatregel heeft opgelegd, kan de maatregel te allen tijde, na advies te hebben ingewonnen van de reclassering, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk beëindigen. De artikelen 79p tot en met 79u zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.