Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 325 decies Behandeling van indexinstrumenten en andere instrumenten met meerdere onderliggende waarden
Geldend
Geldend vanaf 31-03-2021
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 30-09-2021.
- Bronpublicatie:
17-12-2019, PbEU 2021, L 84 (uitgifte: 11-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2019, PbEU 2021, L 84 (uitgifte: 11-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Instellingen maken gebruik van een doorkijkbenadering voor indexinstrumenten en andere instrumenten met meerdere onderliggende waarden in overeenstemming met het volgende:
- a)
voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor delta- en curvatuurrisico gaan instellingen ervan uit dat zij individuele posities rechtstreeks in de onderliggende samenstellende delen van de indexinstrumenten of andere instrumenten met meerdere onderliggende waarden houden, behalve voor een in de ACHP opgenomen positie in een index waarvoor zij één individuele gevoeligheid voor de index berekenen;
- b)
instellingen mogen de gevoeligheden voor een risicofactor van een gegeven samenstellend deel van een indexinstrument of ander instrument met meerdere onderliggende waarden verrekenen met de gevoeligheden van dezelfde risicofactor van hetzelfde samenstellende deel van single-name-instrumenten, met uitzondering van in de ACHP opgenomen posities;
- c)
voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor vegarisico kunnen instellingen ofwel ervan uitgaan dat zij individuele posities rechtstreeks in de onderliggende samenstellende delen van het indexinstrument of ander instrument met meerdere onderliggende waarden houden, dan wel één gevoeligheid voor de onderliggende waarde berekenen. In dat laatste geval wijzen instellingen die ene gevoeligheid zoals bepaald in onderafdeling 1 van afdeling 6 als volgt toe aan de desbetreffende subklasse:
- i)
wanneer, rekening houdende met de gewichten van die index, meer dan 75 % van de samenstellende delen in die index zouden worden gemapt met dezelfde subklasse, wijzen instellingen de gevoeligheid aan die subklasse toe en behandelen zij die als een single-namegevoeligheid in die subklasse;
- ii)
in alle overige gevallen wijzen instellingen de gevoeligheid aan de desbetreffende indexsubklasse toe.
2.
In afwijking van lid 1, onder a), mogen instellingen één gevoeligheid aan een positie in een beursgenoteerde aandelen- of kredietindex berekenen ten behoeve van de berekening van de eigenvermogensvereisten voor delta- en curvatuurrisico’s, mits de beurgenoteerde aandelen- of kredietindex aan de in lid 3 uiteengezette voorwaarden voldoet. In dat geval wijzen instellingen die ene gevoeligheid zoals bepaald in onderafdeling 1 van afdeling 6 als volgt toe aan de desbetreffende subklasse:
- a)
wanneer, rekening houdende met de gewichten van die beursgenoteerde index, meer dan 75 % van de samenstellende delen in die beursgenoteerde index zouden worden gemapt met dezelfde subklasse, wijzen instellingen de gevoeligheid aan die subklasse toe en behandelen zij die als een single-namegevoeligheid in die subklasse;
- b)
in alle overige gevallen wijzen instellingen de gevoeligheid aan de desbetreffende subklasse beursgenoteerde indices toe.
3.
Instellingen mogen voor instrumenten die betrekking hebben op een beursgenoteerde aandelen- of kredietindex, de in lid 2 beschreven benadering gebruiken wanneer elk van de volgende voorwaarden is vervuld:
- a)
de samenstellende delen van de beursgenoteerde index en de respectieve gewichten in die index zijn bekend;
- b)
de beursgenoteerde index bevat ten minste twintig samenstellende delen;
- c)
geen enkel samenstellend deel in de beursgenoteerde index vertegenwoordigt meer dan 25 % van de totale marktkapitalisatie van die index;
- d)
geen enkele groep die één tiende van het totale aantal samenstellende delen van de beursgenoteerde index, afgerond op het volgende gehele getal, omvat, vertegenwoordigt meer dan 60 % van de totale marktkapitalisatie van die index;
- e)
de totale marktkapitalisatie van alle samenstellende delen van de beursgenoteerde index samen bedraagt ten minste 40 miljard EUR.
4.
Een instelling gebruikt, consequent in de tijd, alleen de in lid 1 beschreven benadering of de in lid 2 beschreven benadering voor alle instrumenten die betrekking hebben op een beursgenoteerde aandelen- of kredietindex die aan de voorwaarden van lid 2 voldoet. Een instelling vraagt de bevoegde autoriteit vooraf om toestemming voordat zij van één benadering overschakelt naar een andere.
5.
Voor een indexinstrument of ander instrument met meerdere onderliggende waarden zijn de gevoeligheidsinputs voor de berekening van delta- en curvatuurrisico’s consistent, ongeacht de voor dat instrument gebruikte benaderingen.
6.
Indexinstrumenten of instrumenten met meerdere onderliggende waarden die andere restrisico’s dragen als bedoeld in artikel 325 duovicies, lid 5, zijn onderworpen aan de in afdeling 4 genoemde opslag voor restrisico.