Einde inhoudsopgave
Spoorwegwet
Artikel 57
Geldend
Geldend vanaf 07-03-2019
- Bronpublicatie:
30-01-2019, Stb. 2019, 61 (uitgifte: 18-02-2019, kamerstukken: 34914)
- Inwerkingtreding
07-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2019, Stb. 2019, 103 (uitgifte: 06-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
1.
Gerechtigd tot het sluiten van een toegangsovereenkomst en een kaderovereenkomst met de beheerder zijn de partijen, bedoeld in het tweede lid.
2.
Als aanvrager als bedoeld in artikel 3, onderdeel 19, van richtlijn 2012/34/EU worden aangemerkt:
- a.
spoorwegondernemingen die in het bezit zijn van een bedrijfsvergunning of deze hebben aangevraagd, voorzover zij daarmee gerechtigd zijn van de hoofdspoorweginfrastructuur gebruik te maken op de wijze waarvoor zij de overeenkomst willen sluiten;
- b.
concessieverleners als bedoeld in artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000 ten behoeve van openbaar vervoer per trein;
- c.
andere natuurlijke personen of rechtspersonen die om commerciële redenen aantoonbaar belang hebben bij de verwerving van capaciteit voor het doen vervoeren van personen of lading door middel van spoorvervoerdiensten.
3.
Het verhandelen en het overdragen van capaciteit door een gerechtigde is verboden, met uitzondering van het overdragen in de gevallen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, laatste alinea, van richtlijn 2012/34/EU. Overtreding van het hiervoor gestelde verbod leidt tot uitsluiting van verdere toewijzing van capaciteit.
4.
De spoorwegonderneming die voornemens is capaciteit aan te vragen met het oog op het exploiteren van een passagiersvervoerdienst die niet deel uitmaakt van een concessie als bedoeld in artikel 20, eerste en vierde lid, van de Wet personenvervoer 2000, maakt daarvan uiterlijk achttien maanden voor aanvang van de geldigheidsperiode van de dienstregeling melding aan de Autoriteit Consument en Markt en de beheerder.
5.
Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing voor wijzigingen van een passagiersvervoerdienst.