Verdrag inzake het continentale plateau
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 10-06-1964
- Bronpublicatie:
29-04-1958, Trb. 1959, 126 (uitgifte: 06-10-1959, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-06-1964
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-04-1966, Trb. 1966, 126 (uitgifte: 01-01-1966, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Gebiedsbescherming
Omgevingsrecht / Milieu
1.
De exploratie van het continentale plateau en de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het plateau mogen niet tot gevolg hebben, dat op niet te rechtvaardigen wijze overlast wordt aangedaan aan de scheepvaart, de visserij of het instandhouden van de levende rijkdommen van de zee, noch dat overlast wordt aangedaan aan het fundamenteel oceanografisch of ander wetenschappelijk onderzoek, uitgevoerd met de bedoeling de resultaten ervan openbaar te maken.
2.
Onder voorbehoud van de bepalingen van lid 1 en lid 6 van dit artikel, is het de kuststaat toegestaan op het continentale plateau installaties en andere inrichtingen voor de exploratie van het plateau en de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het plateau op te richten en te onderhouden of te laten werken en veiligheidszones om deze installaties en inrichtingen in te stellen en binnen die zones de nodige maatregelen voor de bescherming van die installaties en inrichtingen te treffen.
3.
De veiligheidszones bedoeld in lid 2 van dit artikel kunnen zich uitstrekken tot een afstand van 500 meter rond de installaties en andere inrichtingen, gemeten van elk punt van de buitengrens. Schepen van alle nationaliteiten dienen die veiligheidszones te eerbiedigen.
4.
Dergelijke installaties en inrichtingen bezitten, alhoewel zij onder de rechtsmacht van de kuststaat vallen, niet de status van eilanden. Zij hebben geen eigen territoriale wateren en hun aanwezigheid is niet van invloed op de begrenzing van de territoriale zee van de kuststaat.
5.
Van de oprichting van iedere zodanige installatie dient behoorlijk mededeling te worden gedaan en er dient een permanent waarschuwingssysteem in stand te worden gehouden ter aanduiding van de aanwezigheid van die installaties. Iedere installatie die wordt verlaten of die niet meer wordt gebruikt, dient geheel te worden verwijderd.
6.
Er mogen geen installaties of inrichtingen worden opgericht, noch veiligheidszones er omheen worden ingesteld, indien zulks het gebruik van erkende scheepvaartroutes die van wezenlijk belang zijn voor de internationale scheepvaart, zou belemmeren.
7.
De kuststaat is verplicht binnen de veiligheidszones alle passende maatregelen te treffen voor de bescherming van de levende rijkdommen van de zee tegen schadelijke agentia.
8.
Voor ieder onderzoek betreffende het continentale plateau en op het plateau uitgevoerd dient de goedkeuring van de kuststaat te worden verkregen. Niettemin mag de kuststaat in normale gevallen zijn goedkeuring niet weigeren, indien het verzoek wordt gedaan door een terzake bevoegde instelling met het oog op een zuiver wetenschappelijk onderzoek naar de fysieke of biologische gesteldheid van het continentale plateau, onder voorbehoud dat de kuststaat het recht zal hebben om, indien hij zulks wenst, deel te nemen aan of vertegenwoordigd te zijn bij het onderzoek en dat de resultaten in elk geval zullen worden gepubliceerd.